Radiotherapie heeft al lang zijn plaats in de behandeling van lymfomen. Toch blijven nog veel vragen onbeantwoord. Kan de bestralingsdosis niet verminderd worden? Of kan er misschien een zelfde effect bekomen worden met een vermindering van het aantal fractioneringen? Is een multimodale behandeling altijd noodzakelijk? Is het aangewezen om bij patiënten die chemorefractair zijn een versnelde intensievere radiotherapie te geven? En wat te doen bij verzwakte oudere patiënten? Moet bij hen nog rekening gehouden worden met de late nevenwerkingen van radiotherapie? Gedurende het 15de ICML was er een workshop rond radiotherapie in de behandeling van het lymfoom. Prof. dr. M. Gospodarowicz van de universiteit van Toronto, beantwoordde deze vragen in dit vraaggesprek.

Prof. dr. S. Rule, verbonden aan de universiteit van Plymouth, presenteerde in deze educatieve sessie het huidige algoritme voor de behandeling van het mantelcellymfoom. Welke keuze dient er gemaakt te worden: behandelen of eerder afwachten en observeren, CHOP of geen CHOP, transplantatie of niet? Daarnaast schetste prof. Rule ook wat nieuwe producten die momenteel in ontwikkeling zijn en zouden kunnen bijdragen tot de behandeling van het mantelcellymfoom.

Aan de doeltreffendheid van de combinatietherapie R-CHOP bij het diffuus grootcellig B-cellymfoom wordt niet meer getwijfeld. Een vraag die nog onbeantwoord blijft, is of bij patiënten die een complete remissie hebben op de inductiebehandeling, een onderhoudsbehandeling met rituximab de ziektevrije overleving verbetert. Deze vraag werd beantwoord in een fase III-studie van de HOVON Nordic Lymphoma Group waarvan de resultaten op het 15de ICML-congres werden voorgesteld door prof. Lugtenburg van het Erasmusziekenhuis in Rotterdam. Prof. Daan Dierickx (dienst hematologie, Gasthuisberg UZ Leuven) die ook patiënten in deze studie includeerde, vertelt wat deze studie ons leert voor de dagdagelijkse praktijk.

Tot 30% van de patiënten met een klassiek Hodgkinlymfoom (cHL) in een gevorderd stadium (AS) worden niet genezen door de huidige eerstelijnsbehandelingen. Een hoge expressie van PD-L1 bij deze patiënten en frequente genetische veranderingen in de Hodgkin Reed-Sternberg-cellen, zijn een rationale voor het onderzoeken van PD-1-blokkade bij het klassiek Hodgkinlymfoom. De CheckMate 205 Cohort D-studie rapporteerde in 2017, na een follow-up van 9 maanden, een veelbelovende activiteit met een aanvaardbare veiligheid bij nieuw gediagnosticeerde patiënten met een klassiek Hodgkinlymfoom in een gevorderd stadium.

Het is geweten dat een onderhoudsbehandeling met rituximab na een eerstelijnsbehandeling met rituximab plus chemo, de remissie verlengt. Het is dan ook de standaardbehandeling voor patiënten met een folliculair lymfoom (FL). Bovendien weten we dat de metabole en moleculaire responses die beoordeeld worden via een FDG-PET/CT-scan en via het bepalen van de minimale restziekte (MRD), de overleving van patiënten heel sterk kunnen voorspellen. In die zin zou een onderhoudsbehandeling die zich baseert op deze responses een doeltreffende post-inductietherapie kunnen zijn.

Patiënten met een chronische lymfatische leukemie (CLL) die gediagnosticeerd worden in een Binet stadium-A hebben een goede prognose. Toch is het verloop van de ziekte individueel zeer heterogeen en kan pas na een bepaalde observatieperiode ingeschat worden wat de uiteindelijke uitkomst voor een welbepaalde patiënt zal zijn. Prof. dr. Condulici, werkzaam aan het Institute of Oncology Research in Bellinzona, stelde in samenwerking met een tiental centra wereldwijd, op het 15de ICML een prognostische score voor die inschatte wat de tijd tot de eerste behandeling kon zijn bij patiënten met een CLL Binet stadium-A (CLL-A).

Bij patiënten met een folliculair lymfoom die systemische eerstelijnstherapie ontvingen, wordt progressie van de ziekte binnen de twee jaar na het begin van de behandeling (POD24) in verband gebracht met een slechte afloop. Prof. A. Conconi (Ospedale degli Infermi, Ponderano) presenteerde een studie waarbij nagegaan werd of vroege progressie, na eerstelijnsbehandeling van extranodale marginale zone B-cellymfomen van het MALT-type (EMZL), ook de globale overleving (OS) beïnvloedt.

Reeds in 2011 beschreef prof. dr. E. Tiacci (Universiteitsziekenhuis van Perugia) in een artikel in de New England Journal de BRAF-V600E-kinase-mutatie als de genetische oorzaak van haarcelleukemie (HCL). Een fase 2-studie gepubliceerd in 2015 met de orale BRAF-remmer vemurafenib bij 26 recidiverende/ refractaire patiënten toonde een totale respons van 96% inclusief 35% complete remissies (CR).

Prof. dr. Huub Schellekens van de universiteit van Utrecht was de auteur van het eerste artikel dat de problematiek rond het kopiëren van biotechproducten beschreef. De laatste jaren is het gebruik van dergelijke biotechproducten enorm toegenomen, zeker binnen de oncologische en hematologische behandelingen. Deze gesofisticeerde behandelingen zijn echter niet in alle landen verkrijgbaar, hoofdzakelijk wegens de zeer hoge prijs. Biosimilars kunnen voor de biotechproducten die 'off patent' gaan een goedkopere, maar wel veilige oplossing zijn. Het verhaal van een expert met voldoende duiding om een aantal vooroordelen te kaderen.

Zanubrutinib is een selectieve en irreversibele BTK-inhibitor die in eerdere onderzoeken een sterke inhibitie van BTK heeft aangetoond, met daarnaast een minimale inhibitie van andere kinases. Prof. dr. Y. Song van het Peking University Cancer Hospital presenteert bijgewerkte veiligheids- en werkzaamheidsresultaten van een fase 2-studie met zanubrutinib bij patiënten met een relapsed/refractair mantelcellymfoom (R/R MCL).

R-CHOP blijft de standaard bij patiënten met een onbehandeld diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL). Wanneer de patiënt een hoogrisicoziekte heeft, blijft de uitkomst eerder beperkt. Nieuwe geneesmiddelen zijn dus een noodzaak. Prof. dr. Tilly van de universiteit van Rouen stelde de eerste resultaten met pola, een nieuw product voor, en beschreef de studies die momenteel gepland zijn met dit product.

Ook in deze voordracht werd het toevoegen van lenalidomide aan de standaard CHOP-R-behandeling bij het diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) bekeken. Deze Amerikaanse resultaten van de ECOG-ACRIN-studie 1412 werden gepresenteerd door prof. dr. G.S. Nowakowski van de Mayo kliniek en logischerwijze werd uitgekeken of deze resultaten een bevestiging zouden zijn van de ROBUST-data.

Prof. dr. U. Vitolo van het universiteitsziekenhuis van Torino presenteerde op de eerste dag van het 15° ICML de eerste resultaten van de ROBUST-studie. Gegevens waar iedereen toch wel naar uitkeek, gezien de hoopgevende resultaten van lenalidomide in het diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) in fase II-onderzoek.

Tot dusver is er nog geen enkele studie die aangetoond heeft dat de behandeling van asymptomatische patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) in een vroeg stadium voordelen biedt versus de 'wait and see'-strategie. Deze studie, voorgesteld door prof. P. Langerbeins van de universiteitskliniek van Köln, ging na of ibrutinib de event-free overleving (EFS) kan verlengen bij CLL-patiënten die zich in een vroeg stadium van de ziekte bevinden met een verhoogd risico op progressie.