De database die hiervoor gebruikt werd, bestond uit 4.106 patiënten uit 10 verschillende behandelingscentra wereldwijd, die allen bij diagnose van hun CLL-A in eerste instantie enkel geobserveerd werden en dus geen actieve behandeling kregen. De samenhang tussen bepaalde variabelen en de tijd tot de eerste behandeling (TTFT) werd geanalyseerd via een Cox-regressie analyse. Een gewogen risicoscore werd toegewezen aan elke variabele die weerhouden werd. Door deze scores op te tellen bekwam men dan de prognostische score (IPS-A).

Variabelen die na statistisch testen op een proefcohorte en een latere validatie op de totale populatie, significant in relatie staan met de tijd tot de eerste behandeling zijn: lymfocytentelling > 15 G/L (HR = 2,6), palpeerbare lymfeklieren (HR = 2,7) en ongemuteerde IGHV-genen (HR = 3,1). Aan elke variabele werd een score van 1 toegewezen. Op deze manier konden patiënten gescheiden worden in drie risicocategorieën: laag risico (score 0), tussenliggend risico (score 1) en hoog risico (score 2-3). Deze drie risicocategorieën hadden een significant verschillende waarschijnlijkheid aan therapiebehoefte. Bij patiënten met een CLL-A en een laag risico werd binnen de geteste populatie de mediane TTFT niet bereikt bij patiënten met een laag risico en bij een follow-up van 10 jaar was 77% van de patiënten nog steeds behandelingsvrij. Bij patiënten met een gemiddeld risico was de mediane TTFT 10,69 jaar (95% CI 9,31-13,60) en bij hoogrisicopatiënten was de mediane TTFT 3,89 jaar (95% CI 3,56-4,30).

Prof. Condulici concludeerde dat deze internationale prognostische score (IPS-A) toelaat om aan patiënten met CLL Binet stadium-A waarvoor actief toezicht de voorkeursbehandeling is, correcte informatie te geven over de waarschijnlijkheid van hun ziekteprogressie.

De database die hiervoor gebruikt werd, bestond uit 4.106 patiënten uit 10 verschillende behandelingscentra wereldwijd, die allen bij diagnose van hun CLL-A in eerste instantie enkel geobserveerd werden en dus geen actieve behandeling kregen. De samenhang tussen bepaalde variabelen en de tijd tot de eerste behandeling (TTFT) werd geanalyseerd via een Cox-regressie analyse. Een gewogen risicoscore werd toegewezen aan elke variabele die weerhouden werd. Door deze scores op te tellen bekwam men dan de prognostische score (IPS-A).Variabelen die na statistisch testen op een proefcohorte en een latere validatie op de totale populatie, significant in relatie staan met de tijd tot de eerste behandeling zijn: lymfocytentelling > 15 G/L (HR = 2,6), palpeerbare lymfeklieren (HR = 2,7) en ongemuteerde IGHV-genen (HR = 3,1). Aan elke variabele werd een score van 1 toegewezen. Op deze manier konden patiënten gescheiden worden in drie risicocategorieën: laag risico (score 0), tussenliggend risico (score 1) en hoog risico (score 2-3). Deze drie risicocategorieën hadden een significant verschillende waarschijnlijkheid aan therapiebehoefte. Bij patiënten met een CLL-A en een laag risico werd binnen de geteste populatie de mediane TTFT niet bereikt bij patiënten met een laag risico en bij een follow-up van 10 jaar was 77% van de patiënten nog steeds behandelingsvrij. Bij patiënten met een gemiddeld risico was de mediane TTFT 10,69 jaar (95% CI 9,31-13,60) en bij hoogrisicopatiënten was de mediane TTFT 3,89 jaar (95% CI 3,56-4,30). Prof. Condulici concludeerde dat deze internationale prognostische score (IPS-A) toelaat om aan patiënten met CLL Binet stadium-A waarvoor actief toezicht de voorkeursbehandeling is, correcte informatie te geven over de waarschijnlijkheid van hun ziekteprogressie.