Als jongen trok ik met mijn spaarcentjes naar de Antwerpse boekenbeurs om boeken over biologie te kopen. Zo las ik over het vogelbekdier, een primitief eierenleggend zoogdier zonder tanden en tepels dat nog sterk aan onze gemeenschappelijke reptielenvoorouder deed terugdenken. Het dier kwam enkel voor in Australië, toen even bereikbaar als de maan. Maar zie, 60 jaar later stond ik ademloos aan de oever van een modderige rivier, op enkele meter van een fouragerend vogelbekdier.
Primitief, las u? De vogelbek is uniek, volgepakt met receptoren die minieme drukveranderingen en elektrische spierpotentialen waarnemen om uit het tijdsverschil tussen activatie en beweging de locatie van hun prooi te bepalen. Die vogelbek is even primitief als onze hersenen, een bijzonder resultaat van natuurlijke evolutie.
Tot 250 jaar geleden leefde er een van geen Westerling gestoorde volkerenmoes in Australië, modern benoemd als de Eerste Volkeren. De oudste sporen van hun aanwezigheid dateren van 65.000 jaar geleden, wat hen tot het oudste volk op Aarde maakt. Contact met de buitenwereld was schaars, hun technologie was die van het laat stenentijdperk. Hun huidige staat van de volksgezondheid is slecht, op onze IQ testen scoren ze (waarschijnlijk) laag. Maar, zoals het vogelbekdier, past het gebruik van het woord 'primitief' niet.
Het is zeker zo dat hun laat stenentijdperk-leefwijze niet opgewassen was tegen de industriële Engels-Australische maatschappij. Maar de Eerste Volkeren bloeiden gedurende millennia in omgevingen waar een moderne Westerling zonder hulpmiddelen geen week overleeft. Als je intelligentie beschrijft als het verhogen van de overlevingskansen van jezelf en je nageslacht door een hoog probleemoplossend vermogen en een vermogen om natuurlijke hulpbronnen duurzaam te gebruiken, dan komen moderne mensen er eerder debiel uit.
In een van de wanden met rotskunst staan kinderhandjes, met oker ingesmeerd en tegen de wand gedrukt. Ik denk dat ouders en kinderen dat gewoon leuk vonden: een herinnering aan mijn kleinkinderen, een paar 10.000 jaren geleden aangebracht. In de Australische kunstmusea springen de Eerste Volkeren er uit. Hun kunst is krachtig, dromerig, kleurrijk, expressief. Ze zijn overweldigend. Hoe vaak zegden we niet tegen elkaar: dit had Congolees kunnen zijn. De Congolese kunst is vaak even krachtig, divers en tijdloos.
In Tervuren, in het zielige Afrikamuseum, staat een beperkt staal uit de rijkste Centraal-Afrikaanse verzameling kunst ter wereld buiten Afrika op elkaar gestapeld in enige vitrines. Er mag een zaal zijn met de politieke geschiedenis van Congo, Rwanda en Burundi. Maar niets hindert ons om de kunstzin te vieren van de vele volkeren die Congo uitmaken, hun kracht, schoonheid, speelsheid, humor. Hun kunst vertelt het verhaal van de mens, van ons: allemaal anders, allemaal hetzelfde. Vervolgens kunnen we ons dan een potje gaan schamen over onze blanke superioriteitswaan, bij het nuttigen van een 'chocoladezoen" in het cafetaria.