Die endoscopische techniek zou in een nabije toekomst weleens een aanvulling kunnen gaan vormen op de klassieke medicamenteuze behandeling bij patiënten met een matig ernstige tot ernstige COPD die nog altijd symptomen vertonen hoewel ze optimale doseringen krijgen. Momenteel start de rekrutering voor de AIRFLOW-3-studie, een grotere fase III-studie, om die eerste resultaten te bevestigen (of te ontkrachten).

De endoscopische behandeling van COPD in aanvulling op een optimale farmacologische behandeling heeft de wind in de zeilen. Bij COPD-patiënten met een ernstig emfyseem kan het longvolume worden gereduceerd met een mini-invasieve ingreep met gebruik van kleppen en coils. Het nut van gerichte pulmonale denervatie met onderbreking van de cholinerge weg. De AIRFLOW-2-studie is een fase II-studie die werd uitgevoerd in meerdere centra in zes Europese landen waaronder België bij 82 patiënten van gemiddeld 64 jaar (50% mannen) met een matig ernstige tot ernstige COPD die nog altijd symptomen vertoonden ondanks een optimale farmacologische behandeling conform het GOLD-stadium.

Een technisch detail, dat echter belangrijk is, een gerichte denervatie wordt verkregen door thermoablatie van de parasympathische zenuwvezels in de bronchiale wanden via een speciale buis die via de bronchoscoop wordt ingevoerd. Die denervatie resulteert in een relaxatie van het gladde spierweefsel van de bronchi en vermindert de bronchiale secreties, een effect dat te vergelijken is met dat van inhalatieanticholinergica.

De patiënten werden in twee even grote groepen ingedeeld. In de eerste groep werd een gerichte denervatie uitgevoerd (de 'actieve' groep), in de tweede groep werd een bronchoscopie uitgevoerd zonder denervatie (de 'placebogroep'). Alle patiënten kregen een optimale behandeling. Allen kregen bovendien ipatropium om het anticholinerge effect van de gerichte pulmonale denervatie correct te kunnen evalueren en om zo de toegevoegde waarde ervan te kunnen rapen in vergelijking met inhalatie van anticholinergica.

Drie tot zes maanden na de procedure heeft 70% van de patiënten van de placebogroep complicaties als gevolg van COPD vertoond: verergering van dyspneu, exacerbaties, infecties,... tegenover slechts 32% van de patiënten in de actief behandelde groep, dus een daling met meer dan 50%. Het effect van de denervatie bleef mettertijd gehandhaafd. Het aantal ziekenhuisopnames wegens verergering van de COPD was de helft lager in de actieve groep.

Maagproblemen (nausea, opzetting, ongemak in de maag) waren de enige noemenswaardige bijwerking. Maagproblemen zijn opgetreden bij slechts 12% van de patiënten van de actieve groep en verdwenen weer tijdens de eerste zes maanden. Met een verbetering van de techniek moet het mogelijk worden om dergelijke ongemakken in de toekomst te vermijden.

Binnenkort zal de AIRFLOW-3-studie starten, een fase III-studie waarin een groter aantal patiënten gedurende langere tijd zal worden gevolgd, om die eerste resultaten te bevestigen en om klinische informatie te verschaffen om de indicaties voor die endoscopische techniek te preciseren.

Ref.: Slebos D-J et al. OA4929, ERS 2018, Parijs.

Die endoscopische techniek zou in een nabije toekomst weleens een aanvulling kunnen gaan vormen op de klassieke medicamenteuze behandeling bij patiënten met een matig ernstige tot ernstige COPD die nog altijd symptomen vertonen hoewel ze optimale doseringen krijgen. Momenteel start de rekrutering voor de AIRFLOW-3-studie, een grotere fase III-studie, om die eerste resultaten te bevestigen (of te ontkrachten).De endoscopische behandeling van COPD in aanvulling op een optimale farmacologische behandeling heeft de wind in de zeilen. Bij COPD-patiënten met een ernstig emfyseem kan het longvolume worden gereduceerd met een mini-invasieve ingreep met gebruik van kleppen en coils. Het nut van gerichte pulmonale denervatie met onderbreking van de cholinerge weg. De AIRFLOW-2-studie is een fase II-studie die werd uitgevoerd in meerdere centra in zes Europese landen waaronder België bij 82 patiënten van gemiddeld 64 jaar (50% mannen) met een matig ernstige tot ernstige COPD die nog altijd symptomen vertoonden ondanks een optimale farmacologische behandeling conform het GOLD-stadium. Een technisch detail, dat echter belangrijk is, een gerichte denervatie wordt verkregen door thermoablatie van de parasympathische zenuwvezels in de bronchiale wanden via een speciale buis die via de bronchoscoop wordt ingevoerd. Die denervatie resulteert in een relaxatie van het gladde spierweefsel van de bronchi en vermindert de bronchiale secreties, een effect dat te vergelijken is met dat van inhalatieanticholinergica.De patiënten werden in twee even grote groepen ingedeeld. In de eerste groep werd een gerichte denervatie uitgevoerd (de 'actieve' groep), in de tweede groep werd een bronchoscopie uitgevoerd zonder denervatie (de 'placebogroep'). Alle patiënten kregen een optimale behandeling. Allen kregen bovendien ipatropium om het anticholinerge effect van de gerichte pulmonale denervatie correct te kunnen evalueren en om zo de toegevoegde waarde ervan te kunnen rapen in vergelijking met inhalatie van anticholinergica.Drie tot zes maanden na de procedure heeft 70% van de patiënten van de placebogroep complicaties als gevolg van COPD vertoond: verergering van dyspneu, exacerbaties, infecties,... tegenover slechts 32% van de patiënten in de actief behandelde groep, dus een daling met meer dan 50%. Het effect van de denervatie bleef mettertijd gehandhaafd. Het aantal ziekenhuisopnames wegens verergering van de COPD was de helft lager in de actieve groep.Maagproblemen (nausea, opzetting, ongemak in de maag) waren de enige noemenswaardige bijwerking. Maagproblemen zijn opgetreden bij slechts 12% van de patiënten van de actieve groep en verdwenen weer tijdens de eerste zes maanden. Met een verbetering van de techniek moet het mogelijk worden om dergelijke ongemakken in de toekomst te vermijden.Binnenkort zal de AIRFLOW-3-studie starten, een fase III-studie waarin een groter aantal patiënten gedurende langere tijd zal worden gevolgd, om die eerste resultaten te bevestigen en om klinische informatie te verschaffen om de indicaties voor die endoscopische techniek te preciseren.Ref.: Slebos D-J et al. OA4929, ERS 2018, Parijs.