Onlangs werd het nieuwe bestuur van de Vlaamse vereniging voor arts-specialisten in opleiding (Vaso) verkozen. De start van het nieuwe academiejaar weldra is een goed moment om hen aan u voor te stellen. Dat doen we uiteraard niet zonder te peilen naar de stand van zaken van enkele prangende topics voor aso's.
In mei jl. bereikten artsen en ziekenhuizen na lang onderhandelen een akkoord over een verbetering van het sociaal statuut en de arbeidsvoorwaarden van artsen-specialisten in opleiding. In het algemeen was er veel steun voor de eisen van de aso's. Maar aso's moeten het assistentschap ook beschouwen als een voorbereiding op het echte leven als specialist, klonk het in de wandelgangen. Wat is jullie reactie daarop?
Jonas Brouwers, voorzitter: "Er heeft niemand beweerd dat wij 'niet meer willen werken'. Het recente akkoord zorgt voor een minimumwetgeving die, na een stilstand van meer dan 30 jaar, nu regelmatig geherevalueerd zal worden. De praktijkuren, een basis van 48 uur uit te breiden tot 60 uur bij het merendeel van de assistenten - met uitschieters tot 72 uur -, werden al in de wetgeving van 2010 vastgelegd als een goede norm voor een kwalitatieve opleiding. Door in het nieuwe akkoord betere controlemechanismen in te bouwen, bekrachtigen we die wet. Zo hopen we de excessen, die zeker bestaan, eruit te krijgen. Daarnaast worden enkele jarenlang bestaande problemen met het sociaal statuut nu eindelijk aangepakt.
Wat is overigens 'het echte leven'? Het ideaalbeeld van de arts die altijd aan het werk is en paraat staat, heeft een akelige keerzijde die zich laat zien in hoge suïcide- en burn-outcijfers, die recent nog in jullie krant werden aangehaald. Dat dit vroeger weinig of niet erkend werd, wil niet zeggen dat het niet bestond. Het is mijns inziens dan ook een goede zaak dat er vandaag meer oog is voor het welzijn van artsen, een wereldwijde tendens trouwens. Het 'echte' leven waar ik in geloof, is een praktijkvoering met een goede werksfeer, met optimaal gebruik van communicatiemiddelen - denk aan het elektronisch patiëntendossier, eenvoudige telefonische bereikbaarheid enz. - met voldoende zorg voor zichzelf én voor collega's."
Onder meer met de aso-overeenkomst hebben jullie de afgelopen tijd inspanningen geleverd om het (mentale) welzijn van de aso te verbeteren. Welke klemtonen op vlak van thematieken of beleidsthema's zal dit nieuwe bestuur leggen?
Cynthia D'Hondt, vicevoorzitter: "Hoog op de agenda staat uiteraard de implementatie en de verdere uitwerking van het nieuwe contract en de sociale bescherming van aso's. De eerste formele herevaluatie is over twee jaar. Zaken die mis dreigen te lopen, worden uiteraard sneller opnieuw voorgelegd in de Nationale Paritaire Commissie Artsen-Ziekenhuizen (NPCAZ).
Een tweede belangrijke pijler wordt de opvang en begeleiding van mentale kwetsbaarheid bij assistenten. Vaso reikt nu actief de hand naar bestaande organisaties als Doctors4Doctors (D4D) en Arts in Nood (AIN) om samen nieuwe pistes uit te werken voor aso's.
Concreet stelden we een soort flowchart op: met welke problemen kunnen assistenten waar terecht? Zij weten immers vaak niet wie ze moeten contacteren. Door actief samen te werken met AIN en D4D hopen we dat het meer 'ingeburgerd' geraakt dat aso's bv. bij psychische kwetsbaarheid contact opnemen met deze organisaties - zowel onder de aso's zelf als bij de hulpverleners die er werken.
Verder volgen we de contingentering en het responsabiliseringsmechanisme op dat de federale regering recent aankondigde. Ook de kwaliteit van de master specialistische geneeskunde, de ziekenhuishervormingen en de aandacht voor de opleiding daarin, zijn blijvende aandachtspunten voor Vaso."
De artsenquota zijn al jaren een communautair hangijzer. Wat verwacht Vaso van het responsabiliseringsmechanisme dat minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken Frank Vandenbroucke tegen eind januari 2022 met de gemeenschappen wil uitwerken?
Jonas Brouwers: "Voor Vaso en VGSO, Vlaams Geneeskundig Studentenoverleg, is de contingentering meer dan een principiële kwestie. We willen dat onze gezondheidszorg efficiënt en betaalbaar blijft, en dat de opleiding geneeskunde kwalitatief georganiseerd kan worden. Door de contingentering los te laten, wat onze Franstalige collega's al enkele jaren vragen, komen die zaken ongetwijfeld in het gedrang.
We blijven ons erover verbazen dat federale regelgeving door de Franse gemeenschap niet opgevolgd wordt, en dat daar eigenlijk geen consequenties aan verbonden zijn. Zo heeft Vlaanderen al meer dan 20 jaar een toelatingsexamen om aan de federale quota tegemoet te komen, maar wordt in Franstalig België slechts sinds kort een beperking opgelegd. Bovendien geeft de federale minister van Volksgezondheid elk jaar een 'generaal pardon' voor nieuwe Riziv-nummers aan Franstalige kant.
De 'oplossing' die de federale regering begin juli met veel toeters en bellen aankondigde, lijkt dan ook vooral een poging om het dossier tijdelijk te 'immobiliseren'. Dat de beslissingstermijn naar januari 2022 verschoven wordt, betekent in feite gewoon dat er op dit moment geen consensus is in de regering.
Een zogenaamd responsabiliseringsmechanisme mag geen achterpoortjes kennen. Dat kan alleen als er ook een doeltreffende stok achter de deur is, bijvoorbeeld door een financiële respon sabilisering te vragen, of politici verantwoordelijk te stellen als er artsen niet kunnen beginnen aan een specialisatie binnen het contingent. We sluiten niet uit dat we een wetswijziging juridisch zullen aanvechten als die onze achterban in het nadeel stelt."
Hoe zien de aso's de verhouding tussen de theoretische opleiding en de opleiding in de praktijk? Wat is volgens Vaso nodig om het opleidingsgehalte van de stage te verzekeren/verbeteren?
Miet Vandemaele, PR: "De laatste jaren is de theoretische opleiding sterk uitgebouwd. Op zich is dit een goede zaak, maar door de recente hervorming van de master-na-master specialistische geneeskunde van 120 naar 180 studiepunten, merken we dat er verschillende vakken zijn die inhoudelijk nog niet op punt staan en een duidelijk curriculum en doelstellingen missen. 'Theorie geven om theorie te geven' willen we vermijden.
Binnen de faculteiten speelt Vaso, mede via de lokale aso-verenigingen, een adviserende en constructieve rol in de verbetering van deze theoretische opleiding. Dat de assistent nu aanwezig kan zijn bij lessen georganiseerd door de master specialistische geneeskunde, zoals opgenomen in het recente akkoord, is een opsteker.
De praktijkopleiding blijft de centrale spil in de opleiding. Door te werken als arts-specialist in opleiding in ziekenhuizen of specialistenpraktijken leren we het vak en leren we de theorie toe te passen in de praktijk. Er bestaan evaluatiemechanismen voor de stageplaatsen, maar die zijn in sommige gevallen niet toereikend om goede stageplaatsen te belonen of minder goede stageplaatsen te helpen verbeteren.
In het algemeen mag de manier van opleiden op de werkvloer gestructureerder verlopen. In Nederland wordt bv. nauwgezet bijgehouden op welke vlakken de assistent al sterk staat, en welke kennis en vaardigheden er nog ontbreken in het praktische curriculum. In België kunnen we daar alleen maar van leren.
We zijn al enkele jaren vragende partij bij de FOD Volksgezondheid om de kwaliteit van onze stageplaatsen beter te evalueren. Ook de Hoge Raad van artsen boog zich daar in het verleden al over. Helaas is dat thema nog vaak taboe voor opleiders."
Aso's zijn vragende partij voor een scheiding van de rol van werkgever en die van opleider, en voor een onafhankelijke instantie die over hun rechten waakt. Hoe ziet Vaso deze evolutie?
Benjamin Denoiseux, beheerder: "Niet enkel aso's zijn vragende partij. Ook heel wat stagemeesters voelen aan dat dit geen gezonde situatie is. Het gebeurt relatief vaak dat ze moeilijke beslissingen moeten nemen waardoor de rol van opleider in conflict komt met die van werkgever. Kan de aso bijvoorbeeld een vrijblijvend maar nuttig opleidingsmoment bijwonen, of moet hij of zij op dat moment meedraaien op de dienst? Als aso kan je ook moeilijk de arbeidsomstandigheden of werkuren aankaarten, gezien je werkgever ook degene is die je beoordeling geeft.
Als we naar de huisartsen in opleiding kijken, dan zien we dat de oprichting van de vzw SUI ( het coördinatiecentrum voor de huisartsenopleiding aan Vlaamse kant, nvdr) niet alleen zorgde voor een verbetering van de opleiding, maar ook voor een grotere tevredenheid bij haio's én bij hun praktijkopleiders. Wat de aso's betreft, is een dergelijke oefening moeilijker te realiseren, de universiteiten organiseren de opleiding reeds lange tijd zelf rond deze dubbele rol.
Vaso is er niettemin voorstander van om deze rollen volledig te scheiden. Essentieel daarbij is voor ons de oprichting van een onafhankelijk meldpunt waar assistenten terecht kunnen voor vragen en/of klachten. In het recente akkoord over de sociale bescherming van aso's werd daarvoor een eerste stap gezet door af te spreken dat er vanaf 1 oktober 2021 een onafhankelijke derde partij zal worden opgericht die automatisch de arbeidstijden zal controleren van alle Belgische aso's. De NPCAZ beloofde eveneens om de verdere opsplitsing van de rol van werkgever en opleider nader te onderzoeken."
Hoe vlot loopt het portfolio, het stageboekje, het opbouwen van het dossier voor de erkenningscommissie? Komt er ooit nog eens opnieuw een echt e-loket?
Maarten Falter, secretaris: "Dat is ook voor Vaso een groot vraagteken. Aan Vlaamse kant hebben we met het digitale portfolio en onafhankelijke platform Medbook grote stappen vooruit gezet wat betreft de digitalisering van de opleidingsformaliteiten. De integratie met het platform van de Vlaamse overheid blijkt echter niet mogelijk waardoor we tot voor kort een geprinte kopie moesten opsturen naar de erkenningscommissie. 'Dankzij' de coronacrisis mogen we deze kopie nu inscannen en als pdf opsturen. Dat is een kleine stap in de goede richting, maar het staat buiten kijf dat de digitalisering van dergelijke administratieve taken vele malen sneller moet. Het kan niet dat een aso dagelijks zowat 10% van zijn tijd steekt in administratie in het kader van zijn opleiding, in veel gevallen gaat het dan ook nog eens om dubbel werk."
In mei jl. bereikten artsen en ziekenhuizen na lang onderhandelen een akkoord over een verbetering van het sociaal statuut en de arbeidsvoorwaarden van artsen-specialisten in opleiding. In het algemeen was er veel steun voor de eisen van de aso's. Maar aso's moeten het assistentschap ook beschouwen als een voorbereiding op het echte leven als specialist, klonk het in de wandelgangen. Wat is jullie reactie daarop?Jonas Brouwers, voorzitter: "Er heeft niemand beweerd dat wij 'niet meer willen werken'. Het recente akkoord zorgt voor een minimumwetgeving die, na een stilstand van meer dan 30 jaar, nu regelmatig geherevalueerd zal worden. De praktijkuren, een basis van 48 uur uit te breiden tot 60 uur bij het merendeel van de assistenten - met uitschieters tot 72 uur -, werden al in de wetgeving van 2010 vastgelegd als een goede norm voor een kwalitatieve opleiding. Door in het nieuwe akkoord betere controlemechanismen in te bouwen, bekrachtigen we die wet. Zo hopen we de excessen, die zeker bestaan, eruit te krijgen. Daarnaast worden enkele jarenlang bestaande problemen met het sociaal statuut nu eindelijk aangepakt. Wat is overigens 'het echte leven'? Het ideaalbeeld van de arts die altijd aan het werk is en paraat staat, heeft een akelige keerzijde die zich laat zien in hoge suïcide- en burn-outcijfers, die recent nog in jullie krant werden aangehaald. Dat dit vroeger weinig of niet erkend werd, wil niet zeggen dat het niet bestond. Het is mijns inziens dan ook een goede zaak dat er vandaag meer oog is voor het welzijn van artsen, een wereldwijde tendens trouwens. Het 'echte' leven waar ik in geloof, is een praktijkvoering met een goede werksfeer, met optimaal gebruik van communicatiemiddelen - denk aan het elektronisch patiëntendossier, eenvoudige telefonische bereikbaarheid enz. - met voldoende zorg voor zichzelf én voor collega's."Onder meer met de aso-overeenkomst hebben jullie de afgelopen tijd inspanningen geleverd om het (mentale) welzijn van de aso te verbeteren. Welke klemtonen op vlak van thematieken of beleidsthema's zal dit nieuwe bestuur leggen?Cynthia D'Hondt, vicevoorzitter: "Hoog op de agenda staat uiteraard de implementatie en de verdere uitwerking van het nieuwe contract en de sociale bescherming van aso's. De eerste formele herevaluatie is over twee jaar. Zaken die mis dreigen te lopen, worden uiteraard sneller opnieuw voorgelegd in de Nationale Paritaire Commissie Artsen-Ziekenhuizen (NPCAZ). Een tweede belangrijke pijler wordt de opvang en begeleiding van mentale kwetsbaarheid bij assistenten. Vaso reikt nu actief de hand naar bestaande organisaties als Doctors4Doctors (D4D) en Arts in Nood (AIN) om samen nieuwe pistes uit te werken voor aso's. Concreet stelden we een soort flowchart op: met welke problemen kunnen assistenten waar terecht? Zij weten immers vaak niet wie ze moeten contacteren. Door actief samen te werken met AIN en D4D hopen we dat het meer 'ingeburgerd' geraakt dat aso's bv. bij psychische kwetsbaarheid contact opnemen met deze organisaties - zowel onder de aso's zelf als bij de hulpverleners die er werken. Verder volgen we de contingentering en het responsabiliseringsmechanisme op dat de federale regering recent aankondigde. Ook de kwaliteit van de master specialistische geneeskunde, de ziekenhuishervormingen en de aandacht voor de opleiding daarin, zijn blijvende aandachtspunten voor Vaso." De artsenquota zijn al jaren een communautair hangijzer. Wat verwacht Vaso van het responsabiliseringsmechanisme dat minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken Frank Vandenbroucke tegen eind januari 2022 met de gemeenschappen wil uitwerken?Jonas Brouwers: "Voor Vaso en VGSO, Vlaams Geneeskundig Studentenoverleg, is de contingentering meer dan een principiële kwestie. We willen dat onze gezondheidszorg efficiënt en betaalbaar blijft, en dat de opleiding geneeskunde kwalitatief georganiseerd kan worden. Door de contingentering los te laten, wat onze Franstalige collega's al enkele jaren vragen, komen die zaken ongetwijfeld in het gedrang. We blijven ons erover verbazen dat federale regelgeving door de Franse gemeenschap niet opgevolgd wordt, en dat daar eigenlijk geen consequenties aan verbonden zijn. Zo heeft Vlaanderen al meer dan 20 jaar een toelatingsexamen om aan de federale quota tegemoet te komen, maar wordt in Franstalig België slechts sinds kort een beperking opgelegd. Bovendien geeft de federale minister van Volksgezondheid elk jaar een 'generaal pardon' voor nieuwe Riziv-nummers aan Franstalige kant. De 'oplossing' die de federale regering begin juli met veel toeters en bellen aankondigde, lijkt dan ook vooral een poging om het dossier tijdelijk te 'immobiliseren'. Dat de beslissingstermijn naar januari 2022 verschoven wordt, betekent in feite gewoon dat er op dit moment geen consensus is in de regering. Een zogenaamd responsabiliseringsmechanisme mag geen achterpoortjes kennen. Dat kan alleen als er ook een doeltreffende stok achter de deur is, bijvoorbeeld door een financiële respon sabilisering te vragen, of politici verantwoordelijk te stellen als er artsen niet kunnen beginnen aan een specialisatie binnen het contingent. We sluiten niet uit dat we een wetswijziging juridisch zullen aanvechten als die onze achterban in het nadeel stelt." Hoe zien de aso's de verhouding tussen de theoretische opleiding en de opleiding in de praktijk? Wat is volgens Vaso nodig om het opleidingsgehalte van de stage te verzekeren/verbeteren?Miet Vandemaele, PR: "De laatste jaren is de theoretische opleiding sterk uitgebouwd. Op zich is dit een goede zaak, maar door de recente hervorming van de master-na-master specialistische geneeskunde van 120 naar 180 studiepunten, merken we dat er verschillende vakken zijn die inhoudelijk nog niet op punt staan en een duidelijk curriculum en doelstellingen missen. 'Theorie geven om theorie te geven' willen we vermijden. Binnen de faculteiten speelt Vaso, mede via de lokale aso-verenigingen, een adviserende en constructieve rol in de verbetering van deze theoretische opleiding. Dat de assistent nu aanwezig kan zijn bij lessen georganiseerd door de master specialistische geneeskunde, zoals opgenomen in het recente akkoord, is een opsteker. De praktijkopleiding blijft de centrale spil in de opleiding. Door te werken als arts-specialist in opleiding in ziekenhuizen of specialistenpraktijken leren we het vak en leren we de theorie toe te passen in de praktijk. Er bestaan evaluatiemechanismen voor de stageplaatsen, maar die zijn in sommige gevallen niet toereikend om goede stageplaatsen te belonen of minder goede stageplaatsen te helpen verbeteren. In het algemeen mag de manier van opleiden op de werkvloer gestructureerder verlopen. In Nederland wordt bv. nauwgezet bijgehouden op welke vlakken de assistent al sterk staat, en welke kennis en vaardigheden er nog ontbreken in het praktische curriculum. In België kunnen we daar alleen maar van leren. We zijn al enkele jaren vragende partij bij de FOD Volksgezondheid om de kwaliteit van onze stageplaatsen beter te evalueren. Ook de Hoge Raad van artsen boog zich daar in het verleden al over. Helaas is dat thema nog vaak taboe voor opleiders." Aso's zijn vragende partij voor een scheiding van de rol van werkgever en die van opleider, en voor een onafhankelijke instantie die over hun rechten waakt. Hoe ziet Vaso deze evolutie?Benjamin Denoiseux, beheerder: "Niet enkel aso's zijn vragende partij. Ook heel wat stagemeesters voelen aan dat dit geen gezonde situatie is. Het gebeurt relatief vaak dat ze moeilijke beslissingen moeten nemen waardoor de rol van opleider in conflict komt met die van werkgever. Kan de aso bijvoorbeeld een vrijblijvend maar nuttig opleidingsmoment bijwonen, of moet hij of zij op dat moment meedraaien op de dienst? Als aso kan je ook moeilijk de arbeidsomstandigheden of werkuren aankaarten, gezien je werkgever ook degene is die je beoordeling geeft. Als we naar de huisartsen in opleiding kijken, dan zien we dat de oprichting van de vzw SUI ( het coördinatiecentrum voor de huisartsenopleiding aan Vlaamse kant, nvdr) niet alleen zorgde voor een verbetering van de opleiding, maar ook voor een grotere tevredenheid bij haio's én bij hun praktijkopleiders. Wat de aso's betreft, is een dergelijke oefening moeilijker te realiseren, de universiteiten organiseren de opleiding reeds lange tijd zelf rond deze dubbele rol.Vaso is er niettemin voorstander van om deze rollen volledig te scheiden. Essentieel daarbij is voor ons de oprichting van een onafhankelijk meldpunt waar assistenten terecht kunnen voor vragen en/of klachten. In het recente akkoord over de sociale bescherming van aso's werd daarvoor een eerste stap gezet door af te spreken dat er vanaf 1 oktober 2021 een onafhankelijke derde partij zal worden opgericht die automatisch de arbeidstijden zal controleren van alle Belgische aso's. De NPCAZ beloofde eveneens om de verdere opsplitsing van de rol van werkgever en opleider nader te onderzoeken." Hoe vlot loopt het portfolio, het stageboekje, het opbouwen van het dossier voor de erkenningscommissie? Komt er ooit nog eens opnieuw een echt e-loket?Maarten Falter, secretaris: "Dat is ook voor Vaso een groot vraagteken. Aan Vlaamse kant hebben we met het digitale portfolio en onafhankelijke platform Medbook grote stappen vooruit gezet wat betreft de digitalisering van de opleidingsformaliteiten. De integratie met het platform van de Vlaamse overheid blijkt echter niet mogelijk waardoor we tot voor kort een geprinte kopie moesten opsturen naar de erkenningscommissie. 'Dankzij' de coronacrisis mogen we deze kopie nu inscannen en als pdf opsturen. Dat is een kleine stap in de goede richting, maar het staat buiten kijf dat de digitalisering van dergelijke administratieve taken vele malen sneller moet. Het kan niet dat een aso dagelijks zowat 10% van zijn tijd steekt in administratie in het kader van zijn opleiding, in veel gevallen gaat het dan ook nog eens om dubbel werk."