'Opzij, opzij, opzij. Maak plaats, maak plaats, maak plaats, wij hebben ongelofelijke haast.' Het aloude liedje van de Nederlandse chansonnier Herman Van Veen lijkt op het lijf geschreven van minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit). Het lijstje projecten dat in de steigers staat en dat hij deze legislatuur nog wil afwerken of op zijn minst voorbereiden is indrukwekkend.

De eerste jaren van zijn ministerschap gingen op aan pandemiebestrijding. Nu dat achter de rug is, heeft hij nog een tandje bijgestoken. Het lijkt wel een race tegen de tijd om de geschiedenis te kunnen ingaan als de excellentie die de Belgische gezondheidszorg ingrijpend hervormde. De modernisering van de nomenclatuur zit min of meer op schema en zou deze legislatuur nog kunnen lukken. Hetzelfde geldt voor de New Deal in de huisartsgeneeskunde. De intentie is alleszins om het systeem uit te testen en uit te rollen voor de parlementsverkiezingen van 2024. Van de nieuwe ziekenhuisfinanciering is wel geweten dat ze wordt voorbereid maar niet afgewerkt tijdens deze legislatuur.

Vandenbroucke weet wat hij wil en is overtuigd van zijn eigen gelijk

Een rode draad doorheen dit alles is dat Vandenbroucke weet wat hij wil en overtuigd is van zijn eigen gelijk. Alle middelen zijn goed om dossiers erdoor te drukken. De parlementaire behandeling van de wetsontwerpen op de 'basisverpleegkundige' en op de 'klinisch verpleegkundig onderzoeker' illustreren dat. Om het debat en de oppositie monddood te maken is hij tegen een tweede lezing. Dat is weinig democratisch.

Het moet vooruitgaan. Want in de politiek is alles mogelijk en een derde passage op sociale zaken valt nooit uit te sluiten. Een certitude is het echter allerminst.

'Opzij, opzij, opzij. Maak plaats, maak plaats, maak plaats, wij hebben ongelofelijke haast.' Het aloude liedje van de Nederlandse chansonnier Herman Van Veen lijkt op het lijf geschreven van minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit). Het lijstje projecten dat in de steigers staat en dat hij deze legislatuur nog wil afwerken of op zijn minst voorbereiden is indrukwekkend. De eerste jaren van zijn ministerschap gingen op aan pandemiebestrijding. Nu dat achter de rug is, heeft hij nog een tandje bijgestoken. Het lijkt wel een race tegen de tijd om de geschiedenis te kunnen ingaan als de excellentie die de Belgische gezondheidszorg ingrijpend hervormde. De modernisering van de nomenclatuur zit min of meer op schema en zou deze legislatuur nog kunnen lukken. Hetzelfde geldt voor de New Deal in de huisartsgeneeskunde. De intentie is alleszins om het systeem uit te testen en uit te rollen voor de parlementsverkiezingen van 2024. Van de nieuwe ziekenhuisfinanciering is wel geweten dat ze wordt voorbereid maar niet afgewerkt tijdens deze legislatuur. Een rode draad doorheen dit alles is dat Vandenbroucke weet wat hij wil en overtuigd is van zijn eigen gelijk. Alle middelen zijn goed om dossiers erdoor te drukken. De parlementaire behandeling van de wetsontwerpen op de 'basisverpleegkundige' en op de 'klinisch verpleegkundig onderzoeker' illustreren dat. Om het debat en de oppositie monddood te maken is hij tegen een tweede lezing. Dat is weinig democratisch. Het moet vooruitgaan. Want in de politiek is alles mogelijk en een derde passage op sociale zaken valt nooit uit te sluiten. Een certitude is het echter allerminst.