Veel ziekenhuizen staan op het punt een tweede accreditatieronde aan te vatten met het Joint Commission International (JCI) of het Nederlands Instituut voor Accreditatie in de zorg (NIAZ), recentelijk omgevormd tot Qualicor Europe.

Een verplichting is het niet, ziekenhuizen kunnen nog steeds een inspectie laten uitvoeren door de overheid via de Zorginspectie. Naast een streven naar meer kwaliteit, is accreditatie weliswaar ook een marketingsinstrument geworden waarmee ziekenhuizen zich profileren naar de 'cliënt' toe.

De volledige procedures zijn een zeer kostelijke investering. Volgens een masterproef van Anneleen Ally besteedt een algemeen ziekenhuis in Vlaanderen gemiddeld €1.509.000 om een accreditatielabel te behalen.

De vraag is of het sop deze dure kool wel waard is. Meerdere onderzoeken geven immers aan dat er niet echt een heel grote meerwaarde te boeken is. Bovendien stappen ook steeds meer landen af van de accreditatierondes waaronder ook reeds enkele grotere en universitaire ziekenhuizen in België.

Misschien kunnen deze fondsen ook voor een van de vele andere grote noden aangewend worden zoals bijvoorbeeld meer bedside-personeel. Niemand is tegen meer kwaliteit, en accreditatie zal zeker ook enkele positieve uitvloeisels hebben, maar het gaat vooral ook gepaard met een enorme aanwas van papierwerk, administratie en werkdruk.

Artsen en verpleegkundigen zeggen dat ze steeds minder plaats hebben voor patiëntenzorg en meer stress ervaren. Een gesprek wordt dan snel te veel hoewel het directe patiëntencontact toch een uiterst gewichtig onderdeel is van de 'zorg' en de therapeutische relatie.

De indicatoren en de vereiste instellingsrichtlijnen zullen niet gaan lopen, onze tijd wel

Bovendien komen we uit een maandenlange covid-periode die ongetwijfeld zijn sporen heeft nagelaten bij de hulpverleners. Dat mag ook blijken uit de derde nationale POWER TO CARE-enquête van Sciensano en KU Leuven waaraan 951 professionelen uit de gezondheids- en welzijnssector deelnamen, 22% van de deelnemers geeft aan te overwegen om te stoppen met het uitoefenen van hun beroep omwille van acute en chronische stressklachten.

De vraag is dan ook of steeds meer, steeds beter en steeds sneller nog steeds de ambitie moet zijn. Uit een enquête van Artsenkrant bij 4.361 artsen en apothekers verzucht meer dan de helft van de artsen dat ze méér tijd nodig hebben om zich te ontspannen na het werk en dat ze zich aan het eind van de werkdag slap en fysiek vermoeid voelen.

Vier op de tien zeggen dat ze het soms 'helemaal gehad hebben' met hun job. Een op de drie is emotioneel uitgeput tijdens het werk en evenveel artsen laten zich steeds vaker afstandelijk uit over hun job.

De toegenomen managementtaken en papier- en PC-werk zullen daar hoogstwaarschijnlijk ook een rol in spelen. Amerikaanse artsen zouden tot 20% van hun werktijd aan administratie besteden, meer dan 8 uur per week en dit zou bijdragen aan een lagere jobtevredenheid.

Een van de aandachtspunten bij de aanpak van burn-out bij artsen is een betere controle van de werklast en kijken wat er organisatorisch beter en rustiger kan, alsook neen leren te zeggen

Nochtans kunnen we pas goed voor de anderen zorgen als we dat eerst voor onszelf doen. Volgens The Lancet is de gezondheid van artsen een van de beste indicatoren voor de kwaliteit van onze zorg. Een van de aandachtspunten bij de aanpak van burn-out bij artsen is een betere controle van de werklast en kijken wat er organisatorisch beter en rustiger kan, alsook neen leren zeggen. Waarom zouden we dat niet collectief beginnen te doen in plaats van individueel?

In 1989 richtte Carlo Petrini de slow food-beweging op als tegengewicht voor fastfood, met meer respect voor het product en kwaliteit, de tijd geven aan het ambacht, genieten, de smaak enzovoort. Kunnen we in parallel niet streven naar meer smaakvolle slow care' waar er meer ruimte is voor jezelf, de medewerkers en vooral voor de zieken?

Tijd om iets te eten samen 's middags. Tijd voor een gesprek of een koffie met een lekker stukje taart. Dit alles niet tegen de kwaliteit van accreditatie maar analoog met de kwaliteit van zorg voor onszelf en ons leven, dit alles ook ten gunste van de patiënt. De indicatoren en de vereiste instellingsrichtlijnen zullen niet gaan lopen, onze tijd wel.

Veel ziekenhuizen staan op het punt een tweede accreditatieronde aan te vatten met het Joint Commission International (JCI) of het Nederlands Instituut voor Accreditatie in de zorg (NIAZ), recentelijk omgevormd tot Qualicor Europe. Een verplichting is het niet, ziekenhuizen kunnen nog steeds een inspectie laten uitvoeren door de overheid via de Zorginspectie. Naast een streven naar meer kwaliteit, is accreditatie weliswaar ook een marketingsinstrument geworden waarmee ziekenhuizen zich profileren naar de 'cliënt' toe. De volledige procedures zijn een zeer kostelijke investering. Volgens een masterproef van Anneleen Ally besteedt een algemeen ziekenhuis in Vlaanderen gemiddeld €1.509.000 om een accreditatielabel te behalen.De vraag is of het sop deze dure kool wel waard is. Meerdere onderzoeken geven immers aan dat er niet echt een heel grote meerwaarde te boeken is. Bovendien stappen ook steeds meer landen af van de accreditatierondes waaronder ook reeds enkele grotere en universitaire ziekenhuizen in België. Misschien kunnen deze fondsen ook voor een van de vele andere grote noden aangewend worden zoals bijvoorbeeld meer bedside-personeel. Niemand is tegen meer kwaliteit, en accreditatie zal zeker ook enkele positieve uitvloeisels hebben, maar het gaat vooral ook gepaard met een enorme aanwas van papierwerk, administratie en werkdruk. Artsen en verpleegkundigen zeggen dat ze steeds minder plaats hebben voor patiëntenzorg en meer stress ervaren. Een gesprek wordt dan snel te veel hoewel het directe patiëntencontact toch een uiterst gewichtig onderdeel is van de 'zorg' en de therapeutische relatie.Bovendien komen we uit een maandenlange covid-periode die ongetwijfeld zijn sporen heeft nagelaten bij de hulpverleners. Dat mag ook blijken uit de derde nationale POWER TO CARE-enquête van Sciensano en KU Leuven waaraan 951 professionelen uit de gezondheids- en welzijnssector deelnamen, 22% van de deelnemers geeft aan te overwegen om te stoppen met het uitoefenen van hun beroep omwille van acute en chronische stressklachten. De vraag is dan ook of steeds meer, steeds beter en steeds sneller nog steeds de ambitie moet zijn. Uit een enquête van Artsenkrant bij 4.361 artsen en apothekers verzucht meer dan de helft van de artsen dat ze méér tijd nodig hebben om zich te ontspannen na het werk en dat ze zich aan het eind van de werkdag slap en fysiek vermoeid voelen. Vier op de tien zeggen dat ze het soms 'helemaal gehad hebben' met hun job. Een op de drie is emotioneel uitgeput tijdens het werk en evenveel artsen laten zich steeds vaker afstandelijk uit over hun job. De toegenomen managementtaken en papier- en PC-werk zullen daar hoogstwaarschijnlijk ook een rol in spelen. Amerikaanse artsen zouden tot 20% van hun werktijd aan administratie besteden, meer dan 8 uur per week en dit zou bijdragen aan een lagere jobtevredenheid. Nochtans kunnen we pas goed voor de anderen zorgen als we dat eerst voor onszelf doen. Volgens The Lancet is de gezondheid van artsen een van de beste indicatoren voor de kwaliteit van onze zorg. Een van de aandachtspunten bij de aanpak van burn-out bij artsen is een betere controle van de werklast en kijken wat er organisatorisch beter en rustiger kan, alsook neen leren zeggen. Waarom zouden we dat niet collectief beginnen te doen in plaats van individueel?In 1989 richtte Carlo Petrini de slow food-beweging op als tegengewicht voor fastfood, met meer respect voor het product en kwaliteit, de tijd geven aan het ambacht, genieten, de smaak enzovoort. Kunnen we in parallel niet streven naar meer smaakvolle slow care' waar er meer ruimte is voor jezelf, de medewerkers en vooral voor de zieken?Tijd om iets te eten samen 's middags. Tijd voor een gesprek of een koffie met een lekker stukje taart. Dit alles niet tegen de kwaliteit van accreditatie maar analoog met de kwaliteit van zorg voor onszelf en ons leven, dit alles ook ten gunste van de patiënt. De indicatoren en de vereiste instellingsrichtlijnen zullen niet gaan lopen, onze tijd wel.