...

Vanaf 1 oktober is het honorarium voor een avondraadpleging gekortwiekt met zesenzestig cent. Zeer subtiel viel het op in de facturatiemodule, minder subtiel zijn de reacties van collega's op bijscholingen. Terecht, het is de zoveelste druppel in een al overgelopen emmer. Als syndicaal geëngageerd huisarts was ik op de hoogte van deze demarche. Hoe ze tot stand kwam, illustreert hoe de overheid met artsen omgaat, maar tevens hoe verdeeld we zijn als het gaat om onze vertegenwoordiging. Ik neem u mee in de catacomben van de besluitvorming. De eerste stap in de wat duistere gangen van het Riziv begint bij een zinnetje in het lopende medicomutakkoord, waarin staat dat artsen en ziekenfondsen een evaluatie doen of middelen goed besteed zijn - "appropriate care" - en dat het bijsturen daarvan een bepaald bedrag in mio euro zal opbrengen voor het budget, verdeeld tussen huisartsen en andere specialiteiten. Niet dat artsen tegen evaluatie van goed bestede middelen zijn, we hebben zelf onvoldoende middelen en tijd om te onderzoeken waar kan bespaard worden. Dat gat wordt in stap 2 moeiteloos opgevuld door de mutualiteiten. Die stellen vast dat het gebruik van avondsupplementen (101113 en 101091) in de lift zit. De meeste collega's zullen niet verwonderd zijn en stellen allicht ook vast dat hun gemiddelde werkdag langer duurt en wachtdiensten vaak als nachtwinkel worden gebruikt. Zo niet de mutualiteiten: er is misbruik, dat kan niet anders.Stap 3 is tijdsdruk in de besluitvorming. Tegen een bepaalde datum wordt met het mes op de keel opgelegd om die besparingsdoelen te formuleren. Geen tijd voor diepgaand onderzoek, dus eerst ?0,66 afromen om het dan - na het onderzoek - opnieuw terug te geven. Stap 4 is de verbanning naar sint-juttemis. Ondertussen zouden we het niet in 2024, maar in 2025 terugkrijgen. De overheid als betrouwbare partner. Samen met heel wat collega's trachten we de artsen gezicht en stem te geven bij deze onbetrouwbare overheid. Maar helaas leidt het gebrek aan eendracht tussen de syndicaten en de soms myopische blik van de wetenschappelijke vereniging op goed bestuur in plaats van goede vertegenwoordiging, tot het verder uitkleden van de rol van de huisarts. Vaccinatierecht voor de apotheker, een pseudonomenclatuurnummer dat een arts op hetzelfde niveau vergoedt als een apotheker of verpleegkundige, het pleiten voor toegenomen forfaitarisering in de eerste lijn, het lijken allemaal goedbedoelde interventies in het licht van een betere work-lifebalance.De roep naar taakdelegatie met evenzeer ideologische als wetenschappelijke argumenten wordt door de onbetrouwbare wetgever vertaald naar meer diagnostische en therapeutische bevoegdheden van andere gezondheidswerkers. Wat blijft voor de huisarts? Management van chronische aandoeningen, vergaderen met andere teamleden en beheer van het medisch dossier waarin allerhande attesten een hoofdrol spelen. De maatschappelijke focus op het niet meer hoeven attesteren van korte ziekte, leidt de aandacht af van allerhande paraplu- en containerattesten die duizend keer meer ergernis opwekken dan het onderzoeken van een patiënt en diens ziekte vaststellen. Voor acute zorg is minder en minder tijd. Agenda's staan te ruim op voorhand volgeboekt en de wachtposten krijgen almaar meer een supermarktfunctie, dag en nacht. De aangekondigde schaalvergroting in de functionele (?) samenwerkingsverbanden zal dit effect alleen maar aanzwengelen. Ten slotte is er de verplichting vanwege de onbetrouwbare overheid om per 1 januari 2024 patiënten met verhoogde tegemoetkoming aan conventietarief te behandelen. Voor de socialist in het kabinet een droom, voor de arts op het terrein een nachtmerrie. Voor de meeste huisartsen eerder subtiel, maar voor collega's die met innovatie en nieuwe technologie supplementen nodig hebben om de investering terug te verdienen en de innovatie ook intellectueel te honoreren, een regelrechte nachtmerrie. Een collega noemde dit een "endgame". Hij heeft gelijk. Het vrij beroep staat op het spel. En dat is misschien net iets meer waard dan slechts zesenzestig cent. Ik hoop dat we dat standpunt minstens eendrachtig kunnen verkondigen.