...

De oorzaken van de vermoeidheid bevinden zich bij kankerpatiënten op drie niveaus. De ziekte zelf kan een oorzaak zijn, bijvoorbeeld door een verminderd longvolume bij patiënten met longmetastasen. Daarnaast speelt de behandeling mee (chemo- en radiotherapie). Ten slotte kan de emotionele reactie op een ernstige diagnose zwaar aantikken. Onderzoek heeft uitgewezen dat vermoeidheid op het moment van de diagnose een ongunstige weerslag heeft op de prognose. "Vermoeidheid heeft een sterkere impact op de levenskwaliteit dan pijn", weet Ellen Leenaerts (kinesitherapeut en zorgcoördinator bij het Multidisciplinair Oncologisch Centrum Antwerpen, UZA). "Men kan minder werk verzetten. De concentratiestoornissen die met vermoeidheid gepaard gaan kunnen bijzonder storend zijn. Ook het sociale leven schiet erbij in." De ongewone vermoeidheid bij kankerpatiënten verschilt in verschillende opzichten van de vermoeidheid waarmee iedereen weleens te maken krijgt. Gewone vermoeidheid is voorspelbaar, heeft een duidelijke oorzaak en kan door één of een paar nachten slaap worden weggewerkt. Vermoeidheid bij kanker overvalt de patiënt, is schommelend en extreem, zonder duidelijk verband met geleverde inspanningen, en - vooral - rust of slaap helpt niet altijd. Er bestaat geen standaardoplossing om vermoeidheid bij kanker te bestrijden. Men kan wel proberen ze te doen verminderen en er te leren mee omgaan. "In eerste instantie kan het helpen om de patiënte duidelijk te maken dat vermoeidheid bij kanker wel vaker voorkomt", aldus de Antwerpse kinesitherapeut. "Op die manier voelt ze zich erkend en gesteund. Daarnaast is het goed dat de patiënte het onderscheid kent tussen een gewone en een buitensporige vermoeidheid. Slapen overdag moet beperkt worden. Perioden van activiteit kunnen indien nodig worden afgewisseld met momenten van rust. Probeer als zorgverlener zicht te krijgen op alle factoren die bepalend kunnen zijn, zoals een zware gezinslast, piekeren over de ziekte, sociaal isolement of financiële problemen." Een essentiële maatregel bij het bestrijden van vermoeidheid verbonden aan kanker is lichaamsbeweging. Terwijl men vroeger geneigd was zwaar zieke mensen veel rust voor te schrijven, beveelt men de patiënt nu aan zeker genoeg lichaamsbeweging te hebben, al van bij de diagnose. Niet alleen de vermoeidheid, maar ook de bijwerkingen van de kankerbehandeling nemen erdoor af in aantal en intensiteit, evenals het risico op herval en overlijden. "Voor borstkanker bijvoorbeeld weet men dat voldoende lichaamsbeweging al van vóór de diagnose tot in de follow-up het risico op overlijden met 40 tot 50% doet afnemen ten opzichte van patiënten die onvoldoende bewegen", aldus Ellen Leenaerts. "Meteen daalt de kans op herval met 20%. Het gunstige effect treedt ook op bij personen die vóór hun diagnose een sedentaire leefstijl hadden. Bij diagnose is het nog altijd niet te laat om de draad op te pikken." De minimale hoeveelheid matige lichamelijke activiteit die een patiënt met kanker zou moeten nemen, is niet verschillend van de algemene bevolking, met name 150 minuten per week. Dat stemt overeen met een halfuur per weekdag, maar het totaal aantal minuten kan over 3 tot 7 sessies per week worden gespreid. De lichaamsbeweging mag in blokjes van 10 minuten genomen worden. De patiënte kan bijvoorbeeld iedere dag 10 minuten op de hometrainer zitten, in de namiddag met de fiets naar de bakker rijden, en 's avonds een korte wandeling maken. Matige inspanning betekent dat men nog wel kan praten, maar niet meer zingen. Concreet betekent dat bijvoorbeeld stevig doorstappen, recreatief fietsen of stofzuigen. De inspanning moet goed gedoseerd worden. Het is niet zinvol dat de patiënte op één dag 10.000 stapjes zet, als ze daarna gedurende drie dagen namiddagdutjes moet doen om te recupereren. Aan hoge intensiteit bedraagt de wekelijkse hoeveelheid lichaamsbeweging 75 minuten. Bewegen met hoge intensiteit betekent dat men tijdens de oefening niet meer vloeiend kan praten (bijvoorbeeld nog wel korte zinnen, maar niet vloeiend ritmisch zingen). Als er geen cardiovasculaire contra-indicaties zijn, mag een borstkankerpatiënte gerust intensief trainen. Het liefst voegt ze naast de lichaamsbeweging ook wat krachttraining toe; hiervoor hoef je geen dure toestellen in huis te halen. Squat, uitvalspas, bridging, ... zijn oefeningen die geen materiaal vereisen. "Patiënten die tijdens of na een kankerbehandeling aan hun fysieke conditie willen werken, kunnen toetreden tot een oncologisch revalidatieprogramma", zegt Ellen Leenaerts. "Het programma neemt 12 weken in beslag. Belangrijk is wel dat de deelnemer voldoende zelfredzaam en gemotiveerd is. Daarom kan men het best bij aanvang met hem reflecteren over zijn motivatie: waarom is revalidatie voor hem belangrijk?" Patiënten die voor oncologische revalidatie in aanmerking komen, zijn: · Patiënten die de bewegingsnorm niet op eigen houtje halen. · Patiënten die kampen met specifieke vermoeidheids- en pijnklachten. · Patiënten die vóór hun diagnose sport op hoog niveau beoefenden. Ellen Leenaerts: "We kunnen deze patiënten helpen om na hun behandeling opnieuw hun prestatievermogen te verbeteren, ook al kunnen we niet garanderen dat ze naar het oorspronkelijke niveau terugkeren." In Vlaanderen en Brussel zijn oncologische revalidatieprogramma's beschikbaar in verschillende erkende centra, die allemaal in grote lijnen volgens dezelfde principes functioneren. Een overzicht van deze centra is beschikbaar op de site van Kom op tegen Kanker (allesoverkanker.be). In het UZA is het oncologisch revalidatieprogramma opgebouwd uit een psychosociaal en een fysiek luik. Het psychosociale luik omvat twee sessies per week. De omkadering is multidisciplinair, met toelichtingen door een diëtist en een psycholoog. Onderwerpen die aan bod komen, zijn werkhervatting, voeding, aandacht en geheugen, slaap en vermoeidheid, stress en spanningen, intimiteit en seksualiteit, en het zelf- en lichaamsbeeld. Op dit ogenblik bestaan deze sessies alleen voor curatieve patiënten. Een apart programma zal worden opgezet voor palliatieve patiënten en hun specifieke noden. Deelname is gratis voor de patiënt, dankzij financiering door het Nationaal Kankerplan. Het fysieke luik wordt geïndividualiseerd en aangepast aan de mogelijkheden van de patiënt bij de start, op basis van de hartslagzones. Het neemt tweemaal per week anderhalf uur in beslag. Kracht, evenwicht, coördinatie en cardiorespiratoire gezondheid worden getraind. Er bestaan groepssessies, maar de sessies kunnen ook individueel worden georganiseerd, als aanpassing aan het tijdsgebruik van de patiënt nodig blijkt. De patiënt wordt ertoe aangezet ook te bewegen buiten de sessies. De kostprijs van het programma bedraagt voor de patiënt ongeveer 250 euro, naargelang het bedrag dat eventueel door een hospitalisatieverzekering wordt bijgepast. Patiënten kunnen, op advies van hun behandelend arts of op eigen initiatief, contact opnemen met de fysische geneeskunde. Voor het fysieke programma van start gaat, vindt een consult bij de revalidatiearts en de cardioloog plaats. Daarna volgt een contact met de psycholoog en/of de kinesitherapeut, naargelang de patiënt wil toetreden tot het psychosociale en/of het fysieke luik. Meestal nemen patiënten de beide opties, omdat die een complementair effect hebben op vermoeidheidsklachten en weerbaarheid. Als een patiënt na afloop van het revalidatieprogramma voelt dat hij nog wat meer training kan gebruiken, kan hij doorstromen naar een traject van onderhoudsrevalidatie, a rato van één sessie per week. "In het UZA hebben we ook sportprojecten, waarbij patiënten met ons kunnen gaan surfen of aan een triatlon deelnemen. Op die manier integreren we lichaamsbeweging in het dagelijkse leven", geeft Ellen Leenaerts aan. Als een patiënt niet voor revalidatie naar het ziekenhuis wil, is het ook mogelijk hem naar een perifeer werkende kinesitherapeut in zijn buurt te verwijzen. In dat geval kan hij gebruik maken van de 18 kinesitherapiesessies waar iedere patiënt recht op heeft. Ook psychologische hulp kan buiten het ziekenhuis worden voorgeschreven. Op oncohulp.be vindt men een lijst van gespecialiseerde diëtisten, seksuologen, psychologen en psychotherapeuten. Men kan de patiënt het best aanbevelen na te gaan welke zorg precies door de hospitalisatieverzekering wordt gedekt, want er bestaan wat dat betreft grote verschillen.