...

Om de immuunrespons tegen het SARS-CoV-2 te ontcijferen, heeft een Amerikaans team onlangs een niet-ziekmakend exemplaar van het virus genetisch gemanipuleerd tot het ontkwam aan alle neutraliserende antilichamen die ons immuunsysteem ertegen aanmaakt. Op die manier wilden de Amerikanen meer zicht krijgen op alle onderdelen van het spike-eiwit waarop ons immuunsysteem reageert. Met een combinatie van twintig mutaties in het eiwit slaagden ze in hun opzet: het pseudovirus werd resistent tegen de neutraliserende antilichamen van personen die covid-19 hadden doorgemaakt of volledig tegen covid-19 gevaccineerd waren. Toch zat er een zwak punt in het scenario: het virus bleef gevoelig voor antilichamen die waren aangemaakt door personen die covid-19 hadden doorgemaakt en daarna met twee dosissen gevaccineerd waren. Al eerder was vastgesteld dat mensen na twee dosissen van een vaccin tegen covid-19 een veel hogere immuunrespons ontwikkelen als ze eerst een infectie met het SARS-CoV-2 hebben gehad. Naast superimmuniteit spreekt men ook wel van hybride immuniteit. Omdat het hogergenoemde pseudovirus veel beter bestand is tegen ons immuunsysteem dan de bedreigende varianten (variants of concern) die tot nog toe opgedoken zijn, denken experts dat die superimmuniteit weleens zou kunnen beschermen tegen gelijk welke toekomstige variant. In ieder geval heeft het plasma van personen die na covid-19 ook nog eens gevaccineerd werden, een veel hoger potentieel om de nu al bestaande bedreigende varianten via antilichamen te neutraliseren. Recent onderzoek wijst uit dat superimmuniteit minstens voor een stuk te maken heeft met de B-geheugencellen. De initiële humorale immuunrespons tegen een nieuw antigeen wordt tot stand gebracht door plasmacellen, een uitgerijpte vorm van B-lymfocyten. Plasmacellen hebben een vrij beperkte levensduur waardoor de antilichaamtiter na een tijd begint te dalen. Op dat ogenblik nemen de B-geheugencellen het over. Die cellen gaan schuil in de lymfeknopen, waar ze langere tijd delen en muteren. Zo verwerven ze het potentieel om bij contact met een reeds gekend antigeen een breder spectrum aan zeer doeltreffende antilichamen aan te maken, met hogere titers. Een team heeft honderden B-geheugencellen afgenomen bij personen op verschillende tijdstippen naar infectie of vaccinatie. In de nasleep van een natuurlijke infectie bleven de B-geheugencellen zich ontwikkelen over een tijdspanne van een jaar, waarbij de antilichamen doeltreffender en gevarieerder werden. Na vaccinatie leek de groei stil te vallen in de eerste weken na de tweede dosis. Na infectie zag men ook vaker B-geheugencellen die neutraliserende antilichamen tegen de bèta- en deltavariant aanmaakten. De antilichamen richtten zich tegen een groter aantal regio's van het spike-eiwit. Sommige experts nemen geen vrede met de theorie dat de deling van B-geheugencellen sneller stopt na vaccinatie. Personen die de infectie hebben doorgemaakt, worden al veel langer gevolgd dan personen die gevaccineerd zijn, zo argumenteren ze. Een groep zag nog evolutie in de B-geheugencellen zes maanden na vaccinatie bij personen die geen voorafgaande natuurlijke infectie hadden gehad. Daarom is er hoop dat een derde dosis een eindresultaat oplevert dat vergelijkbaar is met superimmuniteit. Een laatste belangrijk gegeven betreft het verlengde dosisinterval, dat in sommige landen werd ingevoerd omdat de aanlevering van vaccins te traag verliep. Bij personen bij wie er zestien weken verliepen tussen beide dosissen, vond men na de tweede dosis antilichaamtiters die vergelijkbaar waren met wat hybride immuniteit tot stand brengt. Bovendien hadden de antilichamen vat op een breed spectrum aan varianten. De vraag rijst of men het verschil tussen de natuurlijke infectie en vaccinatie kan terugbrengen tot de antilichaamrespons, in het bijzonder de neutraliserende antilichamen. Bij de natuurlijke infectie ontstaan antilichamen die niet tegen het spike-eiwit gericht zijn. In tegenstelling tot het vaccin komt het virus bij de natuurlijke infectie in contact met de slijmvliezen van de luchtwegen en de darm, waarbij het mogelijk een bijzondere vorm van immuniteit - mucosale immuniteit - teweegbrengt. Bovendien wordt de T-celgebonden immuunrespons mogelijk ook anders gestimuleerd door de natuurlijke infectie dan door vaccinatie. Onderzoekers zullen nu ook nagaan hoe de immuunrespons verloopt bij personen die eerst gevaccineerd werden, en daarna alsnog met het SARS-CoV-2 geïnfecteerd raakten. Zullen ook zij superimmuniteit opbouwen? In dit verband wordt verwezen naar een fenomeen dat 'original antigenic sin' heet (zie het artikel hiertegenover).