...

De patiënt wordt in de bestaande wet omschreven als 'de persoon aan wie gezondheidszorg wordt verstrekt'. Dat is een erg passieve definitie. Bovendien is ze te beperkt: van een recht op vrije artsenkeuze kan dan geen sprake zijn. In het consultatie-ontwerp werd in navolging van de Europese patiëntenrechtenrichtlijn de patiënt als volgt omschreven: 'de persoon die gezondheidszorg wenst te ontvangen of ontvangt'. Actiever en bovendien ook al van toepassing op iemand die nog zijn keuze moet maken. Het voorontwerp neemt nu gas terug. Zonder toelichting wordt de patiënt nu: 'de persoon die gezondheidszorg ontvangt'. Hier knelt het jasje. Door heel wat mensen (onder meer door studenten tijdens het examen medisch recht...) wordt er over geklaagd dat vertrouwenspersoon en vertegenwoordiger moeilijk van elkaar zijn te onderscheiden ('allebei beginnen ze met "vert..." professor', kreeg ik dan te horen...). Het voorontwerp probeert dat nu op te lossen door beide begrippen in de wet te definiëren. Een vertrouwenspersoon staat een bekwame patiënt bij; een vertegenwoordiger oefent de rechten van een daartoe onbekwame patiënt uit. Zo eenvoudig is dat. In het consultatie-ontwerp was in het hoofdstuk dat de vertegenwoordiging regelde, ook een bepaling opgenomen over de vertrouwenspersoon. Dat zou de verwarring alleen groter hebben gemaakt. Maar die bepaling komt terecht niet meer voor in het voorontwerp. Dat zit beter. De wet legt aan de beoefenaars die een WUG-beroep uitoefenen op de rechten van de patiënt te eerbiedigen. Dat blijft uiteraard zo. Anders dan het consultatie- ontwerp, bevat het voorontwerp een bepaling die de koning de bevoegdheid geeft om personen die geen WUG-beroepsbeoefenaar zijn maar die 'gemachtigd zijn om bepaalde verstrekkingen van gezondheidszorg uit te voeren', te verplichten bepaalde van die rechten na te leven. In de toelichting wordt niet verduidelijkt om welke personen en plichten het hier zou kunnen gaan. Dat zou beter in de wet zelf gebeuren, als aan die bepaling al behoefte zou bestaan, wat kan worden betwijfeld. De huidige wet legt aan de patiënt een medewerkingsplicht op. Het consultatie- ontwerp behield die verplichting. Het voorontwerp schrapt die verplichting en vervangt deze door een nogal wollig geformuleerde verplichting (?) voor gezondheidszorgbeoefenaar en patiënt om 'samen te werken' en 'zich respectvol tegenover elkaar te gedragen'. Dat wringt. Het voorontwerp schrapt iedere verwijzing naar persoonlijke notities uit de wet. Dat houdt een belangrijke verbetering in, vergeleken met de bestaande wet en het consultatie-ontwerp dat dit begrip behield. Dat leidde bij vragen tot inzage en afschrift van het dossier regelmatig tot discussies. Het consultatie-ontwerp legde aan artsen de verplichting op aan de patiënt schriftelijke informatie te verstrekken ingeval van 'complexe situaties' en indien 'pertinent'. Daar kwam heel wat kritiek op omdat terecht voor overdreven juridisering werd gevreesd. Ook hier knelt het nieuwe jasje minder: die verplichting is geschrapt.