Hoe kunnen verschillende zorgsectoren samen denken over en werken aan kwaliteit? Emmaüs, een netwerk van 22 voorzieningen, liet hiervoor een praktijkgericht intersectoraal reflexief model ontwikkelen.
...
Inge Vervotte, voorzitter dagelijks bestuur van Emmaüs vzw, vertelt dat binnen de organisatie al lang de reflex bestaat om bij elk nieuw initiatief door te denken of het ook zinvol en toepasbaar is in andere sectoren. "Het plan voor een intersectoraal kwaliteitsmodel dateert van in de tijd dat algemene ziekenhuizen een traject van accreditering met het toenmalige NIAZ doorliepen. We hebben toen bekeken of dat ook toegevoegde waarde had voor bijvoorbeeld onze psychiatrische ziekenhuizen. Maar kwaliteitsmodellen zijn niet zonder meer over te zetten. Emmaüs is actief in verschillende sectoren, van algemene ziekenhuizen, in psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg, jeugdzorg, dienstverlening aan personen met een beperking, woonzorg, tot kinderopvang. In sommige sectoren is het bijvoorbeeld niet evident om direct het effect van interventies vast te stellen. We zijn dan gaan samenwerken met dr. Johan Boxstaens en dr. An Nuytiens om tot een wetenschappelijk onderbouwd intersectoraal kwaliteitsmodel te komen." Het is echter geen zuiver theoretisch model, zegt Vervotte. "We vonden de wisselwerking tussen wetenschappelijke kennis, ervaringskennis en praktijkkennis belangrijk. De onderzoekers hebben bottom-up gewerkt met alle betrokkenen, zowel zorgverleners als patiënten, bewoners en familieleden. Daarbij stond reflectie centraal. Een van de mooie eigenschappen van ons mens-zijn is dat wij kunnen reflecteren over wat we doen en waarom we het doen. Er zijn regels en kaders nodig, maar die moeten tot stand gekomen zijn vanuit bewustzijn en inzicht, zodat mensen bewuste en onderbouwde keuzes maken in lijn met de missie." "Je kan een kwaliteitsmodel ook niet los van onderliggende waarden bekijken. Een voorbeeld: stel dat een persoon met gedragsstoornissen een erge drang heeft om bepaalde zaken te doen. Als in mijn mensbeeld autonomie vooraan staat, zal ik geneigd zijn om meer vrijheid toe te laten. Maar voor iemand in het team die veiligheid als prioriteit heeft, zijn regels om die persoon te beschermen wellicht belangrijker." Het model vertrekt vanuit dergelijke onderliggende waarden, en probeert die aan de oppervlakte te krijgen door er binnen een team over te praten. Op dezelfde reflexieve manier kunnen ook andere kwaliteitsrichtlijnen vertaald worden. "Neem het referentiekader suïcidepreventie: dat is een goed doordacht kader. Maar in de praktijk zijn er verschillen mogelijk in de aanpak tussen bijvoorbeeld mensen met psychose of met mensen met borderline. We hebben onze teams gevraagd reflexief met die kaders om te gaan op basis van hun eigen praktijk, kennis en overtuigingen. Dat is een veel zinvoller benadering dan een kader opleggen dat in hun ervaring niet aansluit bij hun praktijk." "We hebben in het model ook het concept 'kritische vriend' opgenomen. Dat is een buitenstaander die op een constructieve en niet-bedreigende manier bepaalde zaken in de werking in vraag kan stellen. We hebben daar bewust niet gekozen voor een vast profiel. Het kan een externe blik zijn vanuit de academische wereld, iemand vanuit een andere afdeling of vanuit een ander ziekenhuis." Het 'intersectorale' in het model verwijst naar samenwerking over de muren van voorzieningen heen om kwaliteit te borgen. "Vroeger ging het daarbij vooral over patiënttrajecten en -transfers. Vandaag weten we dat goede zorg gedeelde zorg is. Neem jeugdzorg voor jongeren met een psychiatrische problematiek. Die moeten eerst tot rust komen in een omgeving waar ze verbondenheid kunnen voelen. Dan pas kunnen we die psychiatrische problematiek aanpakken, zonder te zeggen: en nu verhuis je naar de psychiatrie. We maken dan afspraken met jeugd- of kinderpsychiatrie waar ze overdag in behandeling gaan. Een ander voorbeeld is inclusieve kinderopvang voor kinderen met een beperking, waar onze mensen uit de sector personen met een beperking ondersteuning bieden aan onze mensen in de kinderopvang met een behandelingsplan." "Ik ben ervan overtuigd dat dergelijke samenwerking tussen sectoren de toekomst is", zegt Vervotte. "Kennis uit de ene sector is vaak heel concreet toepasbaar in een andere. Wat wij wisten over ziekenhuishygiëne, konden we tijdens de coronapandemie vertalen naar richtlijnen voor bijvoorbeeld refters en deuren in andere voorzieningen. Als iemand in jeugdzorg schurft heeft, dan weten onze mensen perfect met wie ze contact kunnen opnemen. Je moet natuurlijk zorgen voor een afsprakenkader en een gedeelde visie. Maar je moet vooral vertrouwen in de professionaliteit van de mensen op het terrein, en ervoor zorgen dat de wetgeving geen drempels inbouwt om die gedeelde zorg mogelijk te maken. De bevoegdheidsverdeling in België maakt dat niet altijd eenvoudig." Vervotte hoopt dat het congres over het nieuwe model (zie kader) zorgverleners kan inspireren om op een andere manier naar kwaliteit te kijken. "Dat is ook zeer relevant in de discussie over het nieuwe kwaliteitsdecreet van de Vlaamse regering. Ik vind het heel belangrijk dat wij daar een stem in kunnen krijgen, voor alles wordt vastgelegd in modellen waarvan iedereen achteraf zegt: dat werkt niet in de praktijk, of dit leidt vooral tot meer registratie, meer regeldruk en meer te bewijzen verplichtingen."