...

Adolescenten en jongvolwassenen die worden omschreven als hikikomori - terwijl hun gedrag dezelfde naam draagt - sluiten zich op in een beperkte ruimte, vaak een slaapkamer. Ze hebben als enige sociale interactie het internet. In Japan en elders woedt het debat rond de vraag of er wel degelijk twee vormen van hikikomori zijn. De ene vorm zou de primaire zijn, wat betekent dat er geen sprake is van een psychiatrische diagnose. De andere vorm, de secundaire, zou betekenen dat het afzonderingsgedrag kadert in een psychiatrische stoornis. Dr. Marie-Jeanne Guedj heeft twintig jaar de psychiatrische spoeddienst van het ziekenhuis Sainte-Anne in Parijs geleid. Zij denkt dat de twee vormen naast elkaar bestaan. Zeker is dat hikikomori door de DSM-V niet als een psychiatrische stoornis wordt beschouwd. Het verschijnsel is niet geclassificeerd. Daardoor bestaat er geen gestandaardiseerde behandeling om jongeren die zich opsluiten in een caravan of een andere vertrouwde omgeving, opnieuw naar de maatschappij te begeleiden. Daarnaast is er discussie over het wijdverspreide idee dat de betrokkenen zich vrijwillig afzonderen. "Oorspronkelijk ontstaat de afzondering door het samenvallen van een bepaald psychologisch profiel, het ondergaan van verschillende - misschien milde - psychische traumata, en familiale factoren", vat Marie-Jeanne Guedj het samen. "Daarna wordt het een gericht gedrag." In ieder geval kan men het gedrag van een hikikomori geenszins vergelijken met dat van een klassieke kluizenaar, die gedreven is door mystieke waarden en op zoek gaat naar idealen. De etymologie van het woord 'hikikomori' berust overigens op twee elementen. De eerste, hiki, verwijst naar het feit dat iemand van de buitenwereld naar binnen wordt gedreven. De tweede, komoru, betekent teruggetrokkenheid zoals men die ziet bij monniken. Het hikikomori-verschijnsel kende tegen het einde van de jaren 90 in Japan een aanzienlijke uitbreiding, zodat de Japanse overheid tegen het midden van de jaren 2000 een expertcomité oprichtte voor het indijken van deze 'epidemie', die een aanzienlijke subgroep van de Japanse jongeren naar de zelfkant van de maatschappij dreef. Het aantal betrokkenen werd destijds geschat op 230.000. Dat cijfer zou tot één miljoen gestegen zijn in Japan alleen al. In 2005 werd een geval van hikikomori beschreven in Oman, gevolgd door een tweede geval in Spanje, in 2007. Intussen blijkt het hikikomori-verschijnsel zich wereldwijd te hebben verspreid, ook al blijft het vooral een aandachtspunt in Japan. Gevallen zijn bijvoorbeeld beschreven in China, Zuid-Korea, Taiwan, Indonesië, Duitsland, Italië, Frankrijk, Portugal, de VS, Canada, Brazilië, België, Nigeria, ... Het valt niet mee om de prevalentie van hikikomori in westerse landen te schatten. Gezinnen camoufleren vaak het probleem, uit schaamte. Epidemiologisch onderzoek werd hierover uitgevoerd in Frankrijk door het team Psychomobile van Lyon onder leiding van psychiater Nicolas Chauliac. Uit de resultaten blijkt dat het gezin van een hikikomori gemiddeld pas hulp gaat zoeken twee en een half jaar nadat het afzonderingsgedrag voor het eerst werd opgemerkt. Een aandachtspunt is in dit verband de honderden duizenden personen (1.800.000 in Frankrijk in 2017) die men omschrijft als NEET-personen: Not in Education, Employment or Training - noch student, noch werknemer, noch stagiair. Die mensen leven ofwel van een minimumloon, ofwel van de steun van hun ouders. Van 400.000 van hen is men het spoor bijster. "Zeer waarschijnlijk zitten er hikikomori tussen die mensen die de school verlaten hebben en een teruggetrokken leven leiden", zegt dr. Guedj. De jongste jaren treden de getroffen gezinnen wat meer naar buiten, omdat het 'hikikomori-syndroom' steeds vaker in de media komt. Dat is voor de ouders van een jongere met afzonderingsgedrag (een jongeman in 90% van de gevallen, dus slechts 10% meisjes) een steun. Zij en hun kind staan minder vaak bloot aan verontrustende psychiatrische diagnosen - zoals schizofrenie of autisme -, aan het stigmatiseren van hun kind (dat een luierik of een werkweigeraar zou zijn) en aan verwijten aan hun eigen adres (omdat ze verantwoordelijk zouden zijn voor de problematiek en/of de gebrekkige aanpak ervan). De aanmeldingen en zorgvragen pieken telkens als hikikomori in de media komt. "Nadat de (Franse) televisie in juni 2020 een documentaire uitzond over hikikomori, kreeg ik in één maand driehonderd aanmeldingen", herinnert dr. Guedj zich. "Maar toch blijven vele gevallen onbekend en onbehandeld, zeker in de groep van de NEET." Meteen waarschuwt ze voor een averechts effect, met name dat sommige ouders voetstoots gaan denken dat hun kind hikikomori is, terwijl het in werkelijkheid schizofrenie of autisme heeft. Psychiaters staan gedeeltelijk machteloos tegenover hikikomori, omdat er momenteel geen handvatten voor een systematische diagnose bestaan. Het verschijnsel doet zich immers voor onder zeer uiteenlopende vormen en met uiteenlopende graden van ernst. Ook de oorzaken zijn slecht omschreven en zijn gerelateerd aan verschillende factoren die nog niet helemaal opgehelderd zijn. Kortom, het hikikomori- verschijnsel heeft een multifactoriële oorsprong en blijft raadselachtig. Is het een gedrag? Een syndroom? De vraag blijft onbeantwoord. Duidelijk is wel dat de jongere via zijn afzonderingsgedrag afziet van mogelijkheden om de wereld te verkennen, zijn lichamelijke gezondheid te handhaven en relaties aan te gaan, terwijl hij op zijn leeftijd met zijn toekomst hoort bezig te zijn. Psychiaters staan er ontredderd bij, maar toch is het nodig een hikikomori-jongere te behandelen, zodat die zijn bevroren capaciteiten opnieuw tot leven kan brengen. Denkpistes bestaan om het lijden van een hikikomori-jongere en zijn gezin te verzachten. "Toch bestaat er momenteel op wereldvlak geen consensus met strikte richtlijnen", stelt dr. Guedj vast. Ze benadrukt wél dat het geen optie is om de jongere en zijn gezin aan hun lot over te laten. Hikikomori-jongeren weigeren iedere medewerking, maar het is de taak van de arts om aan te dringen tot zich een gelegenheid aandient om contact te leggen. In 2010 heeft het Japanse ministerie voor volksgezondheid een aanpak in vier stappen voorgesteld: omkadering van de ouders, psychotherapie voor de jongere, groepstherapie en socialiseringstherapie. In Parijs volgt Marie-Jeanne Guedj een gelijkaardig schema. In eerste instantie zijn het de ouders die hulp vragen. Zij worden uitgenodigd op één of verschillende consulten. De bedoeling is hun schuldgevoelens en hun schaamtegevoel tegenover de omgeving weg te nemen, zodat ze zich minder hulpeloos gaan voelen en daardoor ook minder contraproductieve druk gaan uitoefenen op hun afgezonderd kind. De tweede stap richt zich op de jongere zelf, om contact met hem te krijgen. De ideale oplossing is dat hij op consult komt. Dat lukt in zowat een derde van de gevallen. Als het niet lukt, biedt het huisbezoek van de psychiater een alternatief, maar vaak wordt dit door de jongere als opdringerig ervaren. "Doorgaans is een brief waarin 'gedreigd' wordt met een huisbezoek doorslaggevend voor de beslissing van de jongere om alsnog op het consult te komen", meldt dr. Guedj. Gedwongen opname is een noodoplossing als het afzonderingsgedrag blijft aanhouden en de jongere behandeling weigert, aldus dr. Mathias Moren van het Parijse ziekenhuis Sainte-Anne. De derde stap is de werkelijke behandeling van de jongere. Volgens Marie-Jeanne Guedj is het niet echt belangrijk welke psychotherapie wordt toegepast: cognitief, psychoanalytisch of iets anders. Essentieel is dat de jongere een psychotherapeutische relatie aangaat waarbinnen hij begrip en een luisterend oor vindt. Laten we het nog eens zeggen: momenteel bestaat er geen gesystematiseerde diagnostiek en dus ook geen gestandaardiseerde behandeling voor hikikomori. De vierde stap is re-integratie in de maatschappij, en doet onder andere een beroep op praatgroepen en sessies met een maatschappelijk werk(st)er.