...

Het Staatsblad van 29 september maakt een wet van 15 juni 2023 bekend. Daarmee wijzigt de samenstelling van de federale controle- en evaluatiecommissie euthanasie. Het minimum aantal hoogleraren geneeskunde wordt van vier naar twee herleid. Dat was een noodzakelijke wijziging gelet op de beperkte belangstelling van mogelijke kandidaten. Juist die beperkte wijziging vestigt de aandacht op twee veel dringender wetswijzigingen. Een jaar geleden oordeelden twee hoge rechtshoven namelijk dat enkele bepalingen in de euthanasiewet strijdig zijn met fundamentele rechten. Voor iedereen begaan met de toepassing van euthanasie in een juridisch veilige context, is het wrang vast te stellen dat de wet nog niet werd aangepast. Op 4 oktober 2022 oordeelde het Hof Mensenrechten (Straatsburg) in de zaak Mortier dat de a posteriori controle door de euthanasiecommissie op een correcte naleving van de euthanasiewet - met als basis het anonieme deel van het registratiedocument - niet voldoet aan artikel 2 van het Mensenrechtenverdrag (recht op leven). De wet sluit immers niet uit dat de arts die de euthanasie uitvoerde, als lid van de euthanasiecommissie, zelf oordeelt of de materiële en procedurele voorwaarden zijn vervuld. Aldus is volgens het Hof de onafhankelijkheid van de euthanasiecommissie niet gewaarborgd. Op 7 november 2022 dienden drie liberale Kamerleden een wetsvoorstel in tot opheffing van de anonimiteit van het registratiedocument.(1) Dit wetsvoorstel is echter nog 'hangende' in de Kamer; de Kamercommissie vergaderde er nog niet één keer over. Reeds op 12 oktober 2022 stelde een alert Kamerlid aan minister Vandenbroucke de volgende vraag: "Overweegt u om maatregelen te nemen teneinde de onafhankelijke werking van de euthanasiecommissie te verbeteren?". (2) In zijn antwoord van 5 december 2022 verwees de minister naar de reactie van de euthanasiecommissie op het arrest Mortier: "De commissie meent dat het door het Hof vastgestelde probleem enkel kan worden verholpen door de anonimiteit op te heffen." En hij voegde eraan toe: "Deze opheffing veronderstelt een wijziging van de wet inzake euthanasie. Ik bekijk nog met de administratie welke gevolgen dit kan hebben en/of andere scenario's mogelijk zijn." Een engagement om een wetsontwerp in te dienen, houdt dit niet in. Artikel 3 van de euthanasiewet bepaalt dat een arts die euthanasie toepast en daarbij de na te leven voorwaarden en procedures niet respecteert, veroordeeld kan worden voor doodslag, bijvoorbeeld vergiftiging. Dat kan dus zowel wegens het uitvoeren van euthanasie zonder verzoek van de patiënt als wegens het niet regelmatig vermelden van alle handelingen die de arts verricht in het patiëntendossier. In een arrest van 20 oktober 2022 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat het bestraffen van iedere schending van om het even welke wettelijke voorwaarde alsof er een doodslag zou zijn gepleegd, onevenredig is. De verplichting van de overheid om het leven te beschermen gaat niet zover dat de schending van om het even welke voorwaarde als doodslag moet worden bestraft. Bijgevolg is er sprake van ongelijke behandeling van artsen en dus van een schending van artikel 10 en 11 van de Grondwet. Meer nog dan voor de samenstelling van de euthanasiecommissie en de opheffing van de anonimiteit, is een wijziging van de euthanasiewet hier onontbeerlijk. Maar zowel van de kant van het parlement (geen wetsvoorstel; geen parlementaire vraag) als van de regering (geen wetsontwerp) blijft het oorverdovend stil...