...

Nochtans heeft de eerste bloeiperiode van Ronse niets vandoen met textiel, architectuur of wielrennen, maar wel met de lokale patroonheilige, Sint-Hermes. Toen diens relikwieën in de negende eeuw door religieuzen naar hier werden gebracht, groeide de kern van wat later als de Vrijheid van Ronse is gaan heten uit tot een belangrijk bedevaartsoord voor geesteszieken.De cultus rond Sint-Hermes bezorgde de stad heel wat inkomsten. De pelgrims konden immers, mits betaling van de nodige aflaten, een warm bad nemen. Die badkamers (naast de waterputten in de crypte van de kerk) zouden we vandaag als een spa avant la lettre kunnen betitelen. De cultus wordt nog steeds in ere gehouden: elke eerste zondag na Pinksteren trekt de Fiertelommegang langs de stadsgrenzen om de bescherming van de patroonheilige af te dwingen.Een tweede belangrijk aspect van de plaatselijke geschiedenis heeft alles te maken met textiel. Reeds in de 13e eeuw wordt er gewag gemaakt van een lokale lakenindustrie, een nijverheidstak die Ronse tot midden vorige eeuw rijkdom heeft gebracht. Na de onafhankelijkheid van België was meer dan de helft van de inwoners werkzaam in deze industrie. Een eeuw later, in het interbellum, groeide de stad zelfs uit tot het tweede textielcentrum van Vlaanderen en werd hier katoen, wol, vlas en zijde verwerkt. Meer dan 500 fabriekjes en weverijen waren hier toen actief, de toenmalige skyline werd gedomineerd door talloze fabrieksschoorstenen. Wil je nog meer weten over Ronse's textielverleden, bezoek dan zeker het Textielmuseum MUST.De grote economische activiteit in deze uithoek van Zuidoost-Vlaanderen noopte, bij gebrek aan waterwegen, om de stad aan te sluiten op het spoorwegnet. Het oudste station op het Europese vasteland (van Brugge) is in 1881 afgebroken en steen voor steen heropgebouwd in booming Ronse. De wijk achter het station is in de loop van de daaropvolgende decennia helemaal ingepalmd door de lokale industrie.Kaderleden en patrons van die (vaak Franstalige) schietspoelbourgeoisie wilden liefst van al dicht bij hun fabrieken wonen en lieten huizen in de toen moderne artdecostijl optrekken. Een wandeling langsheen dat patrimonium maakt duidelijk hoeveel van dergelijke villa's en statige huizen zijn opgetrokken -onder meer in de Gefusilleerdenlaan (nrs. 33 en 37), de Sturbautstraat, de Vandewielelaan (nrs. 63 tot 69), de Viermaartlaan of de Saint-Sauveurstraat (nr. 16). Glas-in-lood-ramen, combinaties van arduin, metaal en tropisch hout of smeedwerk van Louis Van Boeckel (ook bekend als auteur van het hekken rond het Witte Huis in Washington DC) illustreren hoezeer welvaart hier veruitwendigd is geworden.Ook het burgerhuis op de hoek van de Wijn- en de Sint-Cornelisstraat uit 1885 verdient aandacht. Adelaïde is vandaag een luxueus en comfortabel vakantieverblijf voor grotere gezelschappen, maar binnenin zijn nog originele elementen bewaard gebleven. Een geheimtip voor Ronsebezoekers is uiteraard ook Villa Carpentier, een van de weinige projecten die Victor Horta buiten onze hoofdstad heeft gerealiseerd.Helaas had dat architecturaal fraais ook een keerzijde. Het Gyselincksteegje (ingang via IJzerlaan 2) illustreert de weinig verheffende leefomstandigheden van de toenmalige werkmieren: kleine huisjes met onhygiënische leefomstandigheden en een open riool in het midden zorgden vaak voor ziektes en ellende -al zijn de meeste van die voormalige arbeiderspanden intussen gesaneerd of verbouwd. Ook Ronse anno 2019 heeft dat grauwe verleden achter zich gelaten en profileert zich als een verrassende weekenduitstap.