...

Op het eerste gezicht wel. Een leerkracht is doorgaans geen beoefenaar van een gezondheidszorgberoep in de zin van de WUG, bijvoorbeeld een arts of verpleegkundige. Wanneer zo iemand een insulinespuit toedient aan een leerling dan handelt die persoon zonder enige twijfel onbevoegd. Maar is dat onbevoegd uitoefenen per definitie ook onwettig? Helemaal niet. Opdat het onbevoegd uitoefenen door de leerkracht juridisch als onwettig kan worden gekwalificeerd, vereist de WUG dat de leerkracht op een 'gewoonlijke' wijze een insulinespuit toedient. Wat betekent gewoonlijk? Daarvoor moeten we ver terug in de geschiedenis van de wetgeving op de uitoefening van de geneeskunde (1). De wet van 18 maart 1818 (die pas in 1967 werd vervangen door het KB nr.78) stelde het onbevoegd 'uitoefenen' reeds strafbaar. Van 'gewoonlijk' was geen sprake. Logisch, want in twee arresten van 1851 stelde het Hof van Cassatie dat 'uitoefenen' in zijn normale betekenis moet worden begrepen: het impliceert het herhaaldelijk stellen van een handeling. Als een handeling nu en dan wordt verricht, is er geen sprake van uitoefenen. Een wet van 27 maart 1853 heeft die interpretatie bevestigd. In Nederland gold op dat ogenblik ook nog de wet van 18 maart 1818. Die werd al op 1 juni 1865 vervangen door een wet die, in de lijn van de betekenis van 'uitoefenen', enkel het beroepsmatig onbevoegd uitoefenen als onwettige uitoefening kwalificeerde. In de laatste versie van Van Dale is de eerste betekenis van 'uitoefenen' nog steeds: 'in praktijk brengen; als beroep hebben'. In de juridische literatuur wordt vaak verwezen naar een arrest van het Hof van Cassatie van 11 april 1938 waarin het Hof zou hebben geoordeeld dat enkele handelingen al volstaan opdat onbevoegde uitoefening onwettig zou zijn. Maar het is bij dat arrest gebleven. Een schoolvoorbeeld van duidelijkheid is het bovendien niet. Belangrijker is dat alle (gepubliceerde) rechtspraak van na 1967 betrekking heeft op onbevoegden die van het onwettig uitoefenen van de geneeskunde hun beroep hadden gemaakt. In die rechtspraak is dus geen argument te vinden dat een leerkracht die nu en dan een injectiespuit toedient de geneeskunde of de verpleegkunde onwettig zou uitoefenen. Een wetswijziging is dus niet nodig. En zeker niet voor de 'bekwame helper'. Dat archaïsche begrip kwam al voor in artikel 38 van het KB nr. 78 in 1967 en werd er uit geschrapt door de wet op de uitoefening van de ... verpleegkunde in 1971. Aan een complexe en bureaucratische regeling - vergelijkbaar met de niet toe te passen regeling voor mantelzorgers - bestaat nog minder behoefte. In tijden waarin bekwame zorgverstrekkers meer dan nodig zijn, is verantwoord ontregelen van de zorg wel nodig. Daarvoor is een ingrijpende wijziging van de WUG nodig. Om de bereidwillige leerkrachten en andere 'onbevoegden' gerust te stellen, kan het op korte termijn volstaan om 'gewoonlijk' te schrappen en te vervangen door 'beroepshalve'. Hoewel strikt juridisch zelfs dat niet nodig is.