Bij wet is bepaald dat zowel in de federale abortus- als in de federale euthanasiecommissie acht artsen moeten zetelen. Ze vinden is echter een ander paar mouwen.
...
Zowel voor het opvolgen van de praktijk inzake zwangerschapsafbreking als voor euthanasie bestaat er zoals bekend een wettelijke evaluatiecommissie. De commissie voor zwangerschapsafbreking werd opgericht door een wet van 13 augustus 1990. Ze was bedoeld als doekje voor het bloeden voor de christendemocraten. De wet van 3 april 1990 legaliseerde immers zwangerschapsbreking onder bepaalde voorwaarden. De commissie voor euthanasie is opgericht door de euthanasiewet zelf, en heeft naast een evaluerende opdracht, ook en vooral als bevoegdheid de naleving van de wettelijke voorwaarden in ieder geval te toetsen. Tot nu toe geldt voor beide commissies de regel dat zij bestaat uit 16 effectieve leden, van wie acht doctors in de geneeskunde, van wie er minstens vier docenten, hoogleraren of emeritus-hoogleraren zijn. In de praktijk is gebleken dat de zoektocht naar 'minstens vier docenten, hoogleraren of emeritus-hoogleraren' bijzonder moeizaam verloopt. Dat was zo bij de voordrachtprocedure afgelopen jaar maar het probleem had zich ook al voorgedaan bij de vorige voordrachtprocedure (2015-2016). Om dat te verhelpen, diende volksvertegenwoordiger Eliane Tillieux (PS) in het voorjaar twee wetsvoorstellen in om het aantal leden van deze subcategorie terug te brengen van vier naar twee. Het totale aantal doctors in de geneeskunde (acht), blijft echter ongewijzigd. Beide wetsvoorstellen werden op 30 mei zonder enige discussie eenparig goedgekeurd door de Kamercommissie voor volksgezondheid. De goedkeuring door de plenaire Kamer zal dus geen probleem vormen. Door beide wetsvoorstellen zonder discussie goed te keuren, wordt de indruk gewekt dat er zich geen fundamentele problemen meer stellen met beide commissies. De bestaansreden van de commissie zwangerschapsafbreking kan ernstig in vraag worden gesteld, zeker na de wetenschappelijke evaluatie van de toepassing van de wet zwangerschapsafbreking door een interuniversitaire onderzoeksgroep een tijd geleden. Gelet op haar controlerende opdracht, kan de bestaansreden van de commissie euthanasie niet in twijfel worden getrokken. Maar in het arrest in de zaak Mortier (AK 2730) stelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een schending vast van artikel 2 van het Mensenrechtenverdrag (recht op leven). Er is met name onvoldoende waarborg op een afdoende controle op de correcte naleving van de wettelijke voorwaarden inzake euthanasie. Het gebrek aan onafhankelijkheid van de euthanasiecommissie in de zaak Mortier was het Hof een doorn in het oog. Ook al heeft deze commissie haar manier van werken aangepast, toch blijft een wijziging van de wet in het licht van dit arrest zeker aangewezen. Het is dan ook bijzonder bevreemdend dat de Kamer van volksvertegenwoordigers deze kans heeft laten liggen.