Zullen artsen nog euthanasie willen uitvoeren?

Ongeacht de uitspraak van de jury op het voornoemde assisenproces en de mogelijke straf zullen zich momenteel enerzijds een aantal artsen geïntimideerd voelen, en anderzijds een aantal artsen gesteund weten. In het eerste geval is er sprake van het zogenaamde chilling effect. Dat begrip stamt uit het Angelsaksische recht en komt neer op het verhinderen of ontmoedigen van het legitiem gebruik van een recht door de mogelijkheid van of dreiging met vervolging of sanctie langs juridische weg. In het tweede geval kunnen artsen in de betrokken assisenzaak steun ervaren om evenzeer legitiem weerstand te bieden aan de druk die sommige patiënten op de artsen kunnen uitoefenen omdat ze euthanasie steeds meer als een basisrecht beschouwen. Hoe kunnen we tegelijk het chilling effect zoveel mogelijk ongedaan maken én toch voldoende openheid behouden voor legitiem voorbehoud van de arts tegen die druk van een patiënt ? Indien psychisch lijden in de toekomst tot het toepassingsgebied van de euthanasiewet behouden blijft, dan moeten artsen zonder het gevoel van een groot risico op strafrechtelijke vervolging én los van elke maatschappelijke druk elke vraag tot euthanasie ernstig nemen en een traject kunnen starten van zowel het levensperspectief als van de verheldering van het verzoek tot euthanasie.

Deze dubbele druk kan wellicht voor een groot deel worden weggenomen door het opnemen van meer zorgvuldigheidscriteria in de wet, in medische protocollen en in ethische visieteksten. Het is onmogelijk en ook niet aangewezen om alle zorgvuldigheidscriteria in de euthanasiewet vast te leggen. Een beperkt aantal criteria moeten bij wet geregeld worden zoals de verlenging van termijn tussen het verzoek en de uitvoering (van 1 naar 6 maanden) en een verplicht positief advies van drie artsen na een persoonlijk contact met de patiënt. Hierdoor kunnen later mogelijke discussies en interpretaties zoveel mogelijk voorkomen worden. De Vlaamse Vereniging Psychiatrie (VVP) lanceerde reeds een adviestekst met zorgvuldigheidscriteria om de wettelijke bepalingen van de euthanasiewet te concretiseren. Eén van de belangrijkste redenen om in onze organisatie in 2018 een aangepaste visietekst over euthanasie bij psychisch lijden in een niet-terminale situatie uit te werken, was de behoefte aan zorgvuldigheidscriteria als aanvulling op de euthanasiewet. Meer concreet gaat het zowel over inhoudelijke als over vormelijke criteria.

Hoe kunnen we tegelijk het intimiderende chilling effect zoveel mogelijk ongedaan maken én toch voldoende openheid behouden voor legitiem voorbehoud van de arts tegen die druk van een patiënt ?

Ingeval van psychisch lijden zijn de volgende twee voorwaarden toch wel niet eenvoudig te objectiveren: de wils- of beslissingsbekwaamheid en de medische uitzichtloosheid. De beoordeling van de wilsbekwaamheid vraagt voldoende tijd en een zeer grote zorgvuldigheid alsook een specifieke expertise van een ervaren psychiater op dit terrein. Is de euthanasievraag een weloverwogen existentiële keuze of is ze een symptoom van een psychiatrische aandoening? In dat laatste geval is de patiënt misschien niet meer wilsbekwaam, waardoor hij ook niet meer beantwoordt aan de voorwaarden van de euthanasiewet. En dan is er nog de situatie waar een patiënt geen ziekte-inzicht meer heeft en die ook niet weet te verwerven.

De medisch uitzichtloze toestand is een medische beoordeling. De evolutie van een psychiatrische aandoening is onzeker en moeilijk voorspelbaar. Men kan nooit stellen dat een psychiatrische aandoening op termijn totaal onbehandelbaar zal zijn. Als gevolg hiervan hanteren we beter de term 'geen redelijk behandelperspectief' dat moet voldoen aan de volgende voorwaarden: de behandeling brengt zicht op verbetering binnen een overzienbare termijn en tussen de resultaten en de belasting voor de patiënt moet een redelijke verhouding zijn. Het is evident dat de medisch uitzichtloze toestand ook afhangt van de bereidheid van de patiënt om zich te laten behandelen. Stel dat een patiënt een redelijk behandelperspectief weigert, dan kan euthanasie niet uitgevoerd worden.

Het euthanaserend handelen van een arts in een niet-terminale situatie heeft eigenlijk altijd al op minder begrip kunnen rekenen dan euthanasie ingeval van terminaal lijden. Het uitvoeren van euthanasie zal altijd wel een complexe en delicate beslissing blijven met de nodige spanningsvelden. In Nederland is medisch begeleide zelfdoding in de euthanasiewet opgenomen. Dezelfde voorwaarden inzake euthanasie zijn van toepassing. Medisch begeleide zelfdoding is voor een arts zowel emotioneel als ethisch toch wezenlijk verschillend van euthanasie. In dat geval is het de patiënt zelf die het infuuskraantje opendraait of het euthanaticum inneemt. Zoals euthanasie roept ook medisch begeleide zelfdoding heel wat kritiek op. Tegenstanders stellen dat zelfdoding toch niet medisch moet begeleid worden, maar integendeel met alle mogelijke middelen moet voorkomen worden. Dat is uiteraard een evident standpunt, maar mag wel enige nuancering krijgen. Zo zou medisch begeleide zelfdoding bij ondraaglijk en aanhoudend psychisch lijden in een niet-terminale situatie een alternatief kunnen vormen voor de huidige regeling mits de voorwaarden van de huidige euthanasiewet volledig zijn vervuld en aangevuld worden met een aantal zorgvuldigheidscriteria. Het gaat niet zozeer over een uitbreiding van het toepassingsgebied inzake doelgroepen maar wel over een bijkomende modaliteit. Hulp bij zelfdoding bevindt zich in ons land momenteel in een grijze juridische zone. Medisch begeleide zelfdoding zou dan zowel in het strafrecht als in de euthanasiewet moeten opgenomen worden. Ingeval de voorwaarden van de euthanasiewet vervuld zijn, blijft medisch begeleide zelfdoding bij psychisch lijden niet langer strafbaar. Moet dat thema ook geen plaats krijgen in het maatschappelijk debat over euthanasie?

Sowieso moet bij de evaluatie van de huidige euthanasiewet de focus op de eerste plaats gelegd worden op de zorgvuldigheidscriteria alvorens te reflecteren over een mogelijke uitbreiding van het toepassingsgebied. Dat kan zowel het eerder voornoemd chilling effect als de maatschappelijke druk op artsen temperen. Als organisatie Broeders van Liefde willen we vanuit onze ethische visie op psychisch lijden bijdragen aan een cultuur van de grootst mogelijke zorgvuldigheid en met maximale inzet op de beschermwaardigheid van het leven.

Ongeacht de uitspraak van de jury op het voornoemde assisenproces en de mogelijke straf zullen zich momenteel enerzijds een aantal artsen geïntimideerd voelen, en anderzijds een aantal artsen gesteund weten. In het eerste geval is er sprake van het zogenaamde chilling effect. Dat begrip stamt uit het Angelsaksische recht en komt neer op het verhinderen of ontmoedigen van het legitiem gebruik van een recht door de mogelijkheid van of dreiging met vervolging of sanctie langs juridische weg. In het tweede geval kunnen artsen in de betrokken assisenzaak steun ervaren om evenzeer legitiem weerstand te bieden aan de druk die sommige patiënten op de artsen kunnen uitoefenen omdat ze euthanasie steeds meer als een basisrecht beschouwen. Hoe kunnen we tegelijk het chilling effect zoveel mogelijk ongedaan maken én toch voldoende openheid behouden voor legitiem voorbehoud van de arts tegen die druk van een patiënt ? Indien psychisch lijden in de toekomst tot het toepassingsgebied van de euthanasiewet behouden blijft, dan moeten artsen zonder het gevoel van een groot risico op strafrechtelijke vervolging én los van elke maatschappelijke druk elke vraag tot euthanasie ernstig nemen en een traject kunnen starten van zowel het levensperspectief als van de verheldering van het verzoek tot euthanasie. Deze dubbele druk kan wellicht voor een groot deel worden weggenomen door het opnemen van meer zorgvuldigheidscriteria in de wet, in medische protocollen en in ethische visieteksten. Het is onmogelijk en ook niet aangewezen om alle zorgvuldigheidscriteria in de euthanasiewet vast te leggen. Een beperkt aantal criteria moeten bij wet geregeld worden zoals de verlenging van termijn tussen het verzoek en de uitvoering (van 1 naar 6 maanden) en een verplicht positief advies van drie artsen na een persoonlijk contact met de patiënt. Hierdoor kunnen later mogelijke discussies en interpretaties zoveel mogelijk voorkomen worden. De Vlaamse Vereniging Psychiatrie (VVP) lanceerde reeds een adviestekst met zorgvuldigheidscriteria om de wettelijke bepalingen van de euthanasiewet te concretiseren. Eén van de belangrijkste redenen om in onze organisatie in 2018 een aangepaste visietekst over euthanasie bij psychisch lijden in een niet-terminale situatie uit te werken, was de behoefte aan zorgvuldigheidscriteria als aanvulling op de euthanasiewet. Meer concreet gaat het zowel over inhoudelijke als over vormelijke criteria. Ingeval van psychisch lijden zijn de volgende twee voorwaarden toch wel niet eenvoudig te objectiveren: de wils- of beslissingsbekwaamheid en de medische uitzichtloosheid. De beoordeling van de wilsbekwaamheid vraagt voldoende tijd en een zeer grote zorgvuldigheid alsook een specifieke expertise van een ervaren psychiater op dit terrein. Is de euthanasievraag een weloverwogen existentiële keuze of is ze een symptoom van een psychiatrische aandoening? In dat laatste geval is de patiënt misschien niet meer wilsbekwaam, waardoor hij ook niet meer beantwoordt aan de voorwaarden van de euthanasiewet. En dan is er nog de situatie waar een patiënt geen ziekte-inzicht meer heeft en die ook niet weet te verwerven.De medisch uitzichtloze toestand is een medische beoordeling. De evolutie van een psychiatrische aandoening is onzeker en moeilijk voorspelbaar. Men kan nooit stellen dat een psychiatrische aandoening op termijn totaal onbehandelbaar zal zijn. Als gevolg hiervan hanteren we beter de term 'geen redelijk behandelperspectief' dat moet voldoen aan de volgende voorwaarden: de behandeling brengt zicht op verbetering binnen een overzienbare termijn en tussen de resultaten en de belasting voor de patiënt moet een redelijke verhouding zijn. Het is evident dat de medisch uitzichtloze toestand ook afhangt van de bereidheid van de patiënt om zich te laten behandelen. Stel dat een patiënt een redelijk behandelperspectief weigert, dan kan euthanasie niet uitgevoerd worden.Het euthanaserend handelen van een arts in een niet-terminale situatie heeft eigenlijk altijd al op minder begrip kunnen rekenen dan euthanasie ingeval van terminaal lijden. Het uitvoeren van euthanasie zal altijd wel een complexe en delicate beslissing blijven met de nodige spanningsvelden. In Nederland is medisch begeleide zelfdoding in de euthanasiewet opgenomen. Dezelfde voorwaarden inzake euthanasie zijn van toepassing. Medisch begeleide zelfdoding is voor een arts zowel emotioneel als ethisch toch wezenlijk verschillend van euthanasie. In dat geval is het de patiënt zelf die het infuuskraantje opendraait of het euthanaticum inneemt. Zoals euthanasie roept ook medisch begeleide zelfdoding heel wat kritiek op. Tegenstanders stellen dat zelfdoding toch niet medisch moet begeleid worden, maar integendeel met alle mogelijke middelen moet voorkomen worden. Dat is uiteraard een evident standpunt, maar mag wel enige nuancering krijgen. Zo zou medisch begeleide zelfdoding bij ondraaglijk en aanhoudend psychisch lijden in een niet-terminale situatie een alternatief kunnen vormen voor de huidige regeling mits de voorwaarden van de huidige euthanasiewet volledig zijn vervuld en aangevuld worden met een aantal zorgvuldigheidscriteria. Het gaat niet zozeer over een uitbreiding van het toepassingsgebied inzake doelgroepen maar wel over een bijkomende modaliteit. Hulp bij zelfdoding bevindt zich in ons land momenteel in een grijze juridische zone. Medisch begeleide zelfdoding zou dan zowel in het strafrecht als in de euthanasiewet moeten opgenomen worden. Ingeval de voorwaarden van de euthanasiewet vervuld zijn, blijft medisch begeleide zelfdoding bij psychisch lijden niet langer strafbaar. Moet dat thema ook geen plaats krijgen in het maatschappelijk debat over euthanasie?Sowieso moet bij de evaluatie van de huidige euthanasiewet de focus op de eerste plaats gelegd worden op de zorgvuldigheidscriteria alvorens te reflecteren over een mogelijke uitbreiding van het toepassingsgebied. Dat kan zowel het eerder voornoemd chilling effect als de maatschappelijke druk op artsen temperen. Als organisatie Broeders van Liefde willen we vanuit onze ethische visie op psychisch lijden bijdragen aan een cultuur van de grootst mogelijke zorgvuldigheid en met maximale inzet op de beschermwaardigheid van het leven.