...

Het arrest ging over de vraag of mag worden ingegaan op het verzoek van een persoon met een beperking om zich te laten bijstaan door een persoonlijke assistent tussen 18 en 30 jaar oud. De persoon met een beperking was zelf 28 jaar. Om die reden had een organisatie voor persoonlijke assistentie geweigerd iemand die ouder dan 30 was als persoonlijk assistent aan te werven voor deze persoon met een beperking. De geweigerde vocht de beslissing aan voor een Duitse rechtbank. Die rechtbank stelde op haar beurt aan het Europees Hof de vraag of zo'n weigering niet in strijd is met de Europese regels inzake discriminatie. De Europese richtlijn 2007/78 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep schept een algemeen kader voor de bestrijding van discriminatie op grond van onder meer leeftijd.Wel kunnen de lidstaten bepalen dat een verschil in behandeling op grond van onder meer leeftijd geen discriminatie vormt, indien een dergelijk kenmerk, vanwege de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitgevoerd, een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste vormt. Voorwaarde is wel dat het doel legitiem is en het vereiste evenredig is aan dat doel.Artikel 8 van de Duitse antidiscriminatiewet bepaalt het volgende. Een verschil in behandeling is toelaatbaar indien deze 'wegens de aard van de te verrichten activiteit of de context waarin deze worden uitgevoerd, een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste vormt, mits het doel legitiem is en het vereiste evenredig aan dat doel is'. Artikel 8 § 1 van de Belgische antidiscriminatiewet van 10 mei 2007 bevat een analoge bepaling. Volgens het Hof van Justitie kan het in aanmerking nemen van de voorkeur voor een bepaalde leeftijdsgroep die kenbaar is gemaakt door de persoon met een handicap die persoonlijke assistentiediensten ontvangt, de eerbiediging van zijn zelfbeschikkingsrecht bevorderen. Redelijkerwijs kan immers worden verwacht dat een persoon van dezelfde leeftijdsgroep als de persoon met een handicap, gemakkelijker integreert in de persoonlijke en sociale en omgeving van die persoon. Het verschil in behandeling van persoonlijke assistenten op basis van leeftijd was volgens het Hof dan ook gerechtvaardigd. De uitdrukkelijke verwijzing naar het zelfbeschikkingsrecht kan in de toekomst ook bij ons tot discussies leiden over de draagwijdte van het recht van patiënten op vrije keuze van zorgverstrekker, zeker in niet-acute zorgsituaties. Als er al keuze is, uiteraard...