'107' staat niet enkel voor vermaatschappelijking. Het is ook een getal dat al bijna een decennium geleden werd aangehaald door Kazdin en Blase.

In een artikel uit 2011 reflecteerden deze academici uit Yale over de toekomst van de GGZ. Ze maakten onder meer een inschatting van het aantal personen met psychische problemen die elke hulpverlener in de Verenigde Staten op dat moment moest begeleiden om iedereen van hulp te voorzien. Het bleken er meer dan honderd, een aantal dat onhaalbaar is in een-op-eencontact. Hoewel het om een ruwe inschatting gaat uit een ander land, geeft dat getal wel een idee van de omvang van de uitdaging waar ook de Belgische GGZ voor staat.

Bijkomende financiering is dan ook meer dan welkom. En blikken we vooruit, is er zeker niets verkeerd met het inzetten op het versterken van een-op-eenhulpverlening. We zullen echter ook moeten durven verbreden, door te investeren in wat Kazdin en Blase een uitgebreid 'portfolio aan diensten' noemen.

Hoe kunnen we dat aanpakken? Door te bouwen op de vele innovatieve praktijken die de afgelopen jaren zijn opgestart en vaak creatief tegemoet komen aan de grote zorgnood.

Ook nieuwe pistes zijn echter wenselijk. Zo studeren er elk jaar honderden psychologisch consulenten, bachelors in de toegepaste psychologie af. Die zijn zowel inzetbaar voor psychologische begeleiding, als voor (ondersteuning bij) psychodiagnostiek.

We moeten verder durven kijken dan de 'usual suspects'

Wat hen momenteel vooral tegenhoudt om die rol structureel op te nemen, is het ontbreken van een formele positie binnen de zorg. CD&V deed vorig jaar al de eerste aanzet om hen te laten erkennen als ondersteunend ggz-beroep, maar voorlopig ontbreekt dit kader nog.

Een andere, interessante insteek is digitalisering. Noodgedwongen online activiteiten bleven dit voorjaar meestal beperkt tot beeldbellen en werden op gemengde reacties onthaald. Niettemin liggen ook hier zowel op korte, als op lange termijn kansen. Technologie laat ons niet alleen toe om bestaande hulpverlening te versterken of intensifiëren, maar ook om meer te doen dan louter een-op-eencontact: groepssessies in de vorm van webinars, chatbots voor psycho-educatie of smartphoneapplicaties om de tijd tussen een-op-eencontacten meer zinvol in te zetten, om maar iets te zeggen.

Dit zijn natuurlijk slecht twee, exemplarische pistes vanuit mijn eigen achtergrond. Ze geven weliswaar een idee van de kansen die deze omvangrijke financiële injectie biedt. Een grondige discussie over hoe bestaande actoren en initiatieven hiermee versterkt kunnen worden is een uitstekend vertrekpunt.

Het zal echter ook belangrijk zijn om verder te kijken dan de 'usual suspects'. Enkel zo kunnen we het bereik en potentieel van de zorg voor wie kampt met psychische problemen verder optimaliseren.

'107' staat niet enkel voor vermaatschappelijking. Het is ook een getal dat al bijna een decennium geleden werd aangehaald door Kazdin en Blase. In een artikel uit 2011 reflecteerden deze academici uit Yale over de toekomst van de GGZ. Ze maakten onder meer een inschatting van het aantal personen met psychische problemen die elke hulpverlener in de Verenigde Staten op dat moment moest begeleiden om iedereen van hulp te voorzien. Het bleken er meer dan honderd, een aantal dat onhaalbaar is in een-op-eencontact. Hoewel het om een ruwe inschatting gaat uit een ander land, geeft dat getal wel een idee van de omvang van de uitdaging waar ook de Belgische GGZ voor staat. Bijkomende financiering is dan ook meer dan welkom. En blikken we vooruit, is er zeker niets verkeerd met het inzetten op het versterken van een-op-eenhulpverlening. We zullen echter ook moeten durven verbreden, door te investeren in wat Kazdin en Blase een uitgebreid 'portfolio aan diensten' noemen. Hoe kunnen we dat aanpakken? Door te bouwen op de vele innovatieve praktijken die de afgelopen jaren zijn opgestart en vaak creatief tegemoet komen aan de grote zorgnood. Ook nieuwe pistes zijn echter wenselijk. Zo studeren er elk jaar honderden psychologisch consulenten, bachelors in de toegepaste psychologie af. Die zijn zowel inzetbaar voor psychologische begeleiding, als voor (ondersteuning bij) psychodiagnostiek. Wat hen momenteel vooral tegenhoudt om die rol structureel op te nemen, is het ontbreken van een formele positie binnen de zorg. CD&V deed vorig jaar al de eerste aanzet om hen te laten erkennen als ondersteunend ggz-beroep, maar voorlopig ontbreekt dit kader nog. Een andere, interessante insteek is digitalisering. Noodgedwongen online activiteiten bleven dit voorjaar meestal beperkt tot beeldbellen en werden op gemengde reacties onthaald. Niettemin liggen ook hier zowel op korte, als op lange termijn kansen. Technologie laat ons niet alleen toe om bestaande hulpverlening te versterken of intensifiëren, maar ook om meer te doen dan louter een-op-eencontact: groepssessies in de vorm van webinars, chatbots voor psycho-educatie of smartphoneapplicaties om de tijd tussen een-op-eencontacten meer zinvol in te zetten, om maar iets te zeggen. Dit zijn natuurlijk slecht twee, exemplarische pistes vanuit mijn eigen achtergrond. Ze geven weliswaar een idee van de kansen die deze omvangrijke financiële injectie biedt. Een grondige discussie over hoe bestaande actoren en initiatieven hiermee versterkt kunnen worden is een uitstekend vertrekpunt. Het zal echter ook belangrijk zijn om verder te kijken dan de 'usual suspects'. Enkel zo kunnen we het bereik en potentieel van de zorg voor wie kampt met psychische problemen verder optimaliseren.