Zonder twijfel is ook arts een bevlogen beroepskeuze, de overtuiging dat je een taak te volbrengen hebt. Maar dit roept linea recta elementaire vragen op: primo, is dit een roeping in de kiem of werd het een roeping 'onderweg'? Secundo, mag je iemands roeping ontzeggen?

Met het risico op meer vragen dan antwoorden, waag ik mij aan een analyse.

Het is een lichte uitspraak: een geboren arts zijn. Is iemand écht 'geboren' voor dit beroep? Het is duidelijk dat niet iedereen de capaciteiten heeft om de uitdagende studie succesvol te vervolmaken. Maar laat ons naast evidenties focussen op de aangeboren roeping. Als ik mijn persoonlijk verhaal bekijk, denk ik dat we niet mogen uitsluiten dat een roeping kan groeien.

Zo werd ik eerder toevallig arts. Na een trimester lijnpilootvoorbereiding in de bijzonder wetenschappelijke klas, wilde ik proeven van wat minder exacte wetenschap: biologie eerder dan cijfers. Ik kreeg de toestemming van de decaan en enkele hoogleraars -- waarvoor postume dank -- en slaagde wonderwel met onderscheiding. Dit was voldoende om mijn nieuwsgierigheid om te zetten in zin naar meer en de arts in mij was geboren. Maar dus niet aangeboren.

Kan iemand écht 'geboren' zijn voor het artsenberoep?

Sluit het ene het andere uit? Kan je roeping aangeboren zijn? Ik deel hierbij de woorden van onze jongste - de toekomst zal dit casuïstiek onderschrijven of tegenspreken. Sinds ze vijf is beweert ze arts te zullen worden (ook professor trouwens). Hoewel ik enige maternele exemplarische invloed niet kan uitsluiten, lijkt zij voorlopig eenduidig rechtlijnig te persisteren in deze dwaasheid. Future will tell.

Dit brengt mij naadloos naar mijn tweede vraag: als arts zijn je existentiële roeping is, mogen wij als maatschappij die droom dan ontnemen? Zo zijn systemen als de numerus clausus of fixus vandaag hete hangijzers die vele dromen tot bedrog reduceren.

Dromen voldoen uiteraard nooit om arts te worden. Als de persoonlijke capaciteit ontbreekt, is er helaas geen verhaal. De vliegdroom bezorgt je alsnog geen vleugels als bovenste lidmaatsurrogaat. Maar als je wél over de persoonlijke capaciteiten beschikt, maar de maatschappelijke capaciteit ontbreekt? Dit is de complexe uitdaging van zo'n numerus clausus of fixus.

Onze noorderburen zijn al langer berucht voor hun numerus fixus. Al in 1975 voerden zij een gewogen lotingssysteem in, een echte dreamcatcher. In België werd na mijn diploma in 1997 de numerus clausus ingevoerd (*). Met een persisterend schuldgevoel sloot na mij de deur. Uiteraard gebeurde dit om de gezondheidszorg kosten onder controle te houden, met het excuus artswerkloosheid te vermijden. Gebaseerd op planningscommissieberekeningen wordt het aantal artsen dat de opleiding kan aanvatten bepaald. Zo stelt men dus de maatschappelijke capaciteit prioritair op de individuele capaciteit van potentiele artsen. We zouden België niet zijn mocht het vlekkeloos solidair verlopen aan Vlaamse en Franstalige landszijde, maar dat is een ander debat.

Dromen voldoen nooit om arts te worden

Niet enkel aan het begin van de rit zit echter een trechter. De grootste uitdaging zit mogelijk op het einde: de concrete oriëntatie van je roeping. 'Er is een huisartsentekort', een bekende noodkreet. Je kan vele oorzaken noemen: beleid, weinig artsen, te veel specialisatie, onderwaardering,... Maar hoe stuur je mensen na zes jaar naar een andere invulling dan ze voor ogen hebben?

Dát is de uitdaging van contingentering, waarmee de internationale trafiek ook al jaren een loopje nam. Ten koste van niet-gegunde dromen. Ook daar wordt nu intentioneel paal en perk aan gesteld. Hoopgevend. Want één essentie is voor mij klaarhelder: geneeskunde léér je, arts wórd je. Indien je dat gegund is.

(*) Vorig jaar werd in Vlaanderen de numerus fixus ingevoerd voor het toelatingsexamen arts en tandarts. Enkel de hoogst gerangschikte kandidaten worden toegelaten tot de opleiding. In 2018 ging het bv. om 1.102 studenten voor de opleiding arts en 135 voor de opleiding tandarts.

Zonder twijfel is ook arts een bevlogen beroepskeuze, de overtuiging dat je een taak te volbrengen hebt. Maar dit roept linea recta elementaire vragen op: primo, is dit een roeping in de kiem of werd het een roeping 'onderweg'? Secundo, mag je iemands roeping ontzeggen? Met het risico op meer vragen dan antwoorden, waag ik mij aan een analyse. Het is een lichte uitspraak: een geboren arts zijn. Is iemand écht 'geboren' voor dit beroep? Het is duidelijk dat niet iedereen de capaciteiten heeft om de uitdagende studie succesvol te vervolmaken. Maar laat ons naast evidenties focussen op de aangeboren roeping. Als ik mijn persoonlijk verhaal bekijk, denk ik dat we niet mogen uitsluiten dat een roeping kan groeien. Zo werd ik eerder toevallig arts. Na een trimester lijnpilootvoorbereiding in de bijzonder wetenschappelijke klas, wilde ik proeven van wat minder exacte wetenschap: biologie eerder dan cijfers. Ik kreeg de toestemming van de decaan en enkele hoogleraars -- waarvoor postume dank -- en slaagde wonderwel met onderscheiding. Dit was voldoende om mijn nieuwsgierigheid om te zetten in zin naar meer en de arts in mij was geboren. Maar dus niet aangeboren. Sluit het ene het andere uit? Kan je roeping aangeboren zijn? Ik deel hierbij de woorden van onze jongste - de toekomst zal dit casuïstiek onderschrijven of tegenspreken. Sinds ze vijf is beweert ze arts te zullen worden (ook professor trouwens). Hoewel ik enige maternele exemplarische invloed niet kan uitsluiten, lijkt zij voorlopig eenduidig rechtlijnig te persisteren in deze dwaasheid. Future will tell. Dit brengt mij naadloos naar mijn tweede vraag: als arts zijn je existentiële roeping is, mogen wij als maatschappij die droom dan ontnemen? Zo zijn systemen als de numerus clausus of fixus vandaag hete hangijzers die vele dromen tot bedrog reduceren. Dromen voldoen uiteraard nooit om arts te worden. Als de persoonlijke capaciteit ontbreekt, is er helaas geen verhaal. De vliegdroom bezorgt je alsnog geen vleugels als bovenste lidmaatsurrogaat. Maar als je wél over de persoonlijke capaciteiten beschikt, maar de maatschappelijke capaciteit ontbreekt? Dit is de complexe uitdaging van zo'n numerus clausus of fixus. Onze noorderburen zijn al langer berucht voor hun numerus fixus. Al in 1975 voerden zij een gewogen lotingssysteem in, een echte dreamcatcher. In België werd na mijn diploma in 1997 de numerus clausus ingevoerd (*). Met een persisterend schuldgevoel sloot na mij de deur. Uiteraard gebeurde dit om de gezondheidszorg kosten onder controle te houden, met het excuus artswerkloosheid te vermijden. Gebaseerd op planningscommissieberekeningen wordt het aantal artsen dat de opleiding kan aanvatten bepaald. Zo stelt men dus de maatschappelijke capaciteit prioritair op de individuele capaciteit van potentiele artsen. We zouden België niet zijn mocht het vlekkeloos solidair verlopen aan Vlaamse en Franstalige landszijde, maar dat is een ander debat. Niet enkel aan het begin van de rit zit echter een trechter. De grootste uitdaging zit mogelijk op het einde: de concrete oriëntatie van je roeping. 'Er is een huisartsentekort', een bekende noodkreet. Je kan vele oorzaken noemen: beleid, weinig artsen, te veel specialisatie, onderwaardering,... Maar hoe stuur je mensen na zes jaar naar een andere invulling dan ze voor ogen hebben? Dát is de uitdaging van contingentering, waarmee de internationale trafiek ook al jaren een loopje nam. Ten koste van niet-gegunde dromen. Ook daar wordt nu intentioneel paal en perk aan gesteld. Hoopgevend. Want één essentie is voor mij klaarhelder: geneeskunde léér je, arts wórd je. Indien je dat gegund is.(*) Vorig jaar werd in Vlaanderen de numerus fixus ingevoerd voor het toelatingsexamen arts en tandarts. Enkel de hoogst gerangschikte kandidaten worden toegelaten tot de opleiding. In 2018 ging het bv. om 1.102 studenten voor de opleiding arts en 135 voor de opleiding tandarts.