...

Het Centrum voor Huisartsgeneeskunde Antwerpen (CHA) is er gekomen omdat de toenmalige Universitaire Instelling Antwerpen na de kandidatuursopleidingen ook licenties en doctoraatsjaren geneeskunde mocht aanbieden, vertelt prof. dr. Paul Van Royen, gewoon hoogleraar huisartsgeneeskunde. "Vanaf 1972 konden studenten in Antwerpen een volledige opleiding geneeskunde volgen. Ze moesten dus ook goed voorbereid worden op het beroep van huisarts." In 1969 kreeg Hugo Janssens, huisarts in Borgerhout, de opdracht een plan op te stellen voor de huisartsopleiding. "Hij heeft een ploeg van huisartsen rond zich geschaard en ervoor gezorgd dat huisartsgeneeskunde vanaf de start in 1972 mee in het curriculum zat. Vrij snel daarna werd een universitaire huisartsenpraktijk gestart waar studenten het vak konden leren. Dat was een grote vooruitgang. Voordien had je tijdens de geneeskundeopleiding geen contact met praktijk en werd je meteen het veld ingestuurd", vertelt Paul Van Royen. Het CHA legde zich al vrij snel toe op onderzoek. "Huisartsgeneeskunde als academische discipline stond toen nog in de kinderschoenen; in het Verenigd Koninkrijk en Nederland bestonden er al enkele centra, en ook de Leuvense universiteit was ermee begonnen. Er was de Wetenschappelijke Vereniging Vlaamse Huisartsen, waar in het Vlaams Huisartsen Instituut wetenschappelijk onderzoek tussen de huisartsen werd ontwikkeld en uitgewisseld. Het CHA heeft het wetenschappelijk onderzoek in huisartsgeneeskunde mee vorm gegeven." In het begin lag de klemtoon vooral op registratie-onderzoek. "Mensen zoals Jef de Loof en Remy Maes begonnen te turven - eerst met de hand, want er waren nog geen computers - hoe frequent bepaalde ziektes voorkwamen. Daarna werden verbanden gelegd tussen bepaalde aandoeningen onderling en omgevingsfactoren. Er is daar echt baanbrekend werk gedaan", zegt Van Royen. Onderzoek is vandaag nog steeds een prioriteit voor het CHA. Er gebeurt beleidsvoorbereidend onderzoek voor de regio Antwerpen, de Vlaamse en de federale overheid, en het CHA is initiator of partner in verschillende Europese onderzoeksprojecten. Het onderzoek focust vooral op verschillende thema's uit de eerstelijnszorgverlening en -organisatie: infectieziekten in de eerste lijn, chronische en geïntegreerde zorg, persoonsgerichte zorg en mentaal welbevinden. Daarnaast is er ook onderzoek van medisch onderwijs. Met QUALUA (Qualitative Health Research Group University of Antwerp) staat het CHA bijzonder sterk in kwalitatief onderzoek, maar er is ook expertise rond rond kwantitatief onderzoek. "Alleen tellen is niet genoeg, je moet ook begrijpen waarom iets gebeurt", zegt Van Royen. "Daarvoor zijn interviews nodig. We doen ook participerend actieonderzoek, waarbij we de doelgroep zelf betrekken bij het opzetten en het doorvoeren van het onderzoek. Zo is er bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar het verbeteren van het voorschrijven van antibiotica op de huisartsenwachtpost." Het onderzoek wordt steeds meer multidisciplinair. Het CHA maakt deel uit van de grotere vakgroep Huisartsgeneeskunde en Bevolkingsgezondheid die ook epidemiologie, globale gezondheid en sociale geneeskunde omvat. "We zitten kort op mekaar voor thema's als leefomgeving, levenswijze, preventie, gezondheidsvoorlichting, maar ook geïntegreerde zorg, nieuwe zorgmodellen, de organisatie van zorg. Dat zijn onderwerpen die je niet vanuit één specialisme kan bekijken." In de 50 jaar dat het CHA bestaat, is ook de rol van de huisarts fundamenteel veranderd. "In de jaren 70 moest de huisarts alles weten en alles kunnen. Hij werkte hard, maar meestal in een solopraktijk. We zijn stilaan geëvolueerd naar een meer interprofessioneel gebeuren, meerdere huisartsen die samenwerken met verschillende andere eerstelijnszorgverleners zoals verpleegkundigen, omdat de zorg ook complexer geworden is." "Veertig jaar geleden zag je een patient met één ziektebeeld, bijvoorbeeld diabetes. Door de veroudering en de betere behandelingen zie je vandaag diabetespatiënten die ook een hartaandoening hebben, en daarnaast een depressie of soms ook kanker. Dat moet je als huisarts niet alleen aanpakken; je doet een beroep op andere expertises. Maar de huisarts behoudt wel een belangrijke rol als generalist, als manager van de zorg die de patiënt de weg aangeeft. Dat is een hele leuke rol waar je veel kunt inleggen. En tegelijk kunnen we nog steeds veel zelf doen. Driekwart van de dingen die in onze praktijk binnenkomen, lossen we op binnen de 15 minuten, en voor de 25% complexe dingen zoeken we naar de beste samenwerkingen binnen of buiten de praktijk. Huisartsgeneeskunde blijft een van de mooiste specialismen in de geneeskunde", besluit Van Royen.