...

Naar schatting acht tot tien procent van de bevolking is LGBTQI+. Bij de jongste generatie zou dat cijfer rond de twaalf à veertien procent schommelen. Helaas heeft deze groep niet altijd even positieve ervaringen met hulpverleners. In een onderzoek uit 2020 rapporteerde tien tot dertien procent van de holebi's, en dertig procent van de transgender personen, over vooroordelen en discriminatie in de twaalf maanden voordien. Patiënten krijgen soms te maken met ongepaste opmerkingen of met ongewenste nieuwsgierigheid, of hebben het gevoel dat hun specifieke noden en problemen niet erkend worden. Daarnaast blijken ze onzeker over de mate waarin bijvoorbeeld huisartsen op de hoogte zijn van de thematiek. Hulpverleners op hun beurt geven aan inderdaad te weinig kennis te hebben, met handelingsverlegenheid als gevolg. Domus Medica werkt daarom een vormingsaanbod uit voor huisartsen en andere eerstelijnszorgverstrekkers. In afwachting van een themadossier en een LOK-training werd alvast een webinar rond gendersensitief handelen georganiseerd. Ruim honderdvijftig belangstellende huisartsen namen deel. Huisarts Linde Tilley overliep een aantal casussen uit haar eigen praktijk die illustreren waarom het belangrijk is om oog te hebben voor seksuele oriëntatie en genderidentiteit. Bij lesbische patiëntes bijvoorbeeld zijn er verschillende aandachtspunten: "Uit de literatuur blijkt dat zij minder geneigd zijn om zich te laten checken op baarmoederhals- en borstkanker. Obesitas en problematisch alcoholgebruik komen vaker voor en het risico op depressie en andere mentale aandoeningen ligt twee tot drie keer hoger. Ook het gevaar voor suïcide is groter."Die mentale kwetsbaarheid kan te maken hebben met interne en externe stressoren en daar ging Dré De Koninck van Çavaria, de koepelorganisatie van Vlaamse LGBTQI+-belangenverenigingen, dieper op in: "We zien dat de hele LGBTQI+-groep meer risico loopt op mentale problemen. Wie niet beantwoordt aan de maatschappelijke norm krijgt vaker te maken met vooroordelen, discriminatie, micro-agressie en ook geweld. Afwijken van de norm heeft ook negatieve gevolgen voor het zelfbeeld." Via de tweede casus werden daarnaast een aantal extra aandachtspunten bij homomannen belicht: "Bij een patiënt die onveilige seks heeft met andere mannen is het belangrijk om proactief seksuele gezondheid ter sprake te brengen en voldoende informatie te vergaren om het risico op soa goed in kaart te brengen. Dat betekent niet uitgaan van veronderstellingen maar expliciet doorvragen." Voor wie dat moeilijk vindt, heeft Domus Medica een LOK-pakket ontwikkeld dat dergelijke gespreksvaardigheden helpt trainen. Denk eraan dat zo nodig ook extragenitale zones als mond en anus op soa moeten worden gecheckt. Als huisarts hoeft u geen expert inzake soa te worden maar correct doorverwijzen is uiteraard belangrijk, bijvoorbeeld naar een hiv- referentiecentrum, waar preventieve medicatie (Prep) kan worden aangeboden, en de mogelijkheid om in een screeningsprogramma te stappen. De laatste casus toonde een patiënt die aangaf zich niet thuis te voelen in het eigen lichaam en uiteindelijk een transitietraject aanging. In ons land zijn ruim 130.000 mensen transgender of non-binair - wat wil zeggen dat ze zich noch als man, noch als vrouw identificeren. Slechts een deel daarvan heeft zorg nodig, en binnen die groep gaat een minderheid effectief op zoek naar hulp, onder meer vanwege financiële drempels. Ook de drempel om dit thema aan te kaarten ligt zeer hoog en het is dan ook schrijnend dat mensen nog vaak op negatieve reacties stoten, ook bij de huisarts. Zo liet onderzoek zien dat in ons land ruim één op vijf transgender personen om die reden naar een andere arts is overgestapt. Nochtans kan de huisarts een belangrijke rol vervullen door patiënten met genderincongruentie goed te informeren en door te verwijzen en ervoor te zorgen dat ze hun weg vinden in het ruime aanbod dat we hier in Vlaanderen hebben (zie onderaan). "We merken dat het vaak de huisarts is die de afspraak maakt met ons centrum", zegt Joz Motmans, coördinator van het Centrum voor Seksuologie en Gender (UZ Gent). "Of dat het samen gebeurt, waarbij de huisarts de patiënt nadien kan opvangen - vaak is de emotionele ontlading groot." Juridische transitieDe wachttijden bij gespecialiseerde centra kunnen op dit moment oplopen tot een jaar of langer. Vooral voor adolescenten is dat uiterst problematisch. Een goed vertrekpunt voor zowel huisarts als patiënt is transgenderinfo.be, waar je onder meer een zorgkaart vindt met psychologen en endocrinologen die een transitietraject kunnen opstarten. Een transitie kan uit diverse aspecten bestaan, waarvan de belangrijkste de emotionele transitie is, het proces van zelfaanvaarding. De overige transities hoeven niet allemaal te gebeuren, en ook niet in een welbepaalde volgorde. Sociale outing en eventueel rolwisseling, en hormoonbehandeling blijken de grootste positieve impact te hebben op levenskwaliteit. Chirurgie kan voor sommigen de kers op de taart zijn, maar hoeft niet voor iedereen. De juridische transitie kan op elk moment gebeuren, er zijn hier in België geen medische vereisten meer aan gekoppeld. Joz Motmans licht toe hoe de ICD 11 genderincongruentie niet langer onderbrengt bij de mentale stoornissen, maar beschrijft in een nieuw hoofdstuk rond seksuele gezondheid. "Daaruit blijkt dat de WHO dit ziet als een aspect van iemands seksuele identiteit." En niet alle transpersonen ervaren een vorm van last, benadrukt Motmans. Wel zijn er ook hier voor de huisarts specifieke aandachtspunten. Zo moet je erop bedacht zijn dat zij vaak minder snel zorg gaan vragen voor lichaamsdelen waar ze moeite mee hebben, zoals de genitale regio. En ook al erken je uiteraard de genderidentiteit van je patiënt, sommige zaken moeten om medische redenen bespreekbaar blijven. Bij een trans man die nog borsten heeft moet je alert zijn voor borstkanker. Je kan wel aftoetsen welke term de patiënt verkiest: spreken we over borsten of over borstkas? Soms blijkt een ziekenfonds moeilijk te doen over terugbetaling van een uitstrijkje. De nomenclatuurnummers van het Riziv staan echter los van juridisch geslacht. Mensen met een cervix moeten worden gescreend. Iemand die juridisch geen vrouw meer is en dus niet langer op basis van het rijksregisternummer wordt uitgenodigd voor de bevolkingsonderzoeken kan zich hiervoor alsnog laten registreren. En lopen trans mannen evenveel risico op cardiovasculaire aandoeningen als cis mannen? "Het onderzoek daarnaar is nog in volle gang. Voor algemene bloedwaarden gaat men ervan uit dat na drie, vier maanden hormonale therapie mannen de juiste referentiegroep zijn voor trans mannen, en vrouwen voor trans vrouwen."Gemiddeld wachten mensen met genderincongruentie tien jaar voor ze iemand in vertrouwen nemen. Als huisarts kan je je patiënt hierin tegemoet komen door het thema zelf aan te kaarten. Dat kan ook op indirecte wijze, door te vragen naar relaties, naar of iemand zichzelf kan zijn, naar rolmodellen, ... Er zijn ook heel concrete dingen die je kan doen om de drempel voor LGBTQI+-personen te verlagen, zegt Dré De Koninck. Infobrochures over LGBTQI+ in de wachtkamer, posters die diversiteit uitstralen,... Als de sanitaire voorzieningen gegenderd zijn, zet dan in het mannentoilet ook een afvalbakje voor maandverband. En voorzie ook een neutrale optie voor non-binaire personen. Door je eigen voornaamwoorden (zij/haar, hij/hem of die/hen/hun) te vermelden op de website van de praktijk, op je visitekaartje, in je mailhandtekening ... geef je de boodschap dat je kennis hebt over genderdiversiteit, en ervoor open staat. Voor uitvoerige uitleg over genderneutrale voornaamwoorden verwijzen de sprekers naar de website van de Taalunie, maar ze geven al mee dat 'die' (onderwerp), 'hen' (lijdend of meewerkend voorwerp) en 'hun' (bezittelijk voornaamwoord) in Vlaanderen het meest gebruikelijk zijn. Je kan ermee verwijzen naar non-binaire personen, maar ook naar iemand van wie de genderidentiteit niet gekend is, of naar een fictief persoon. AansprekingIdealiter vraag je aan elke patiënt in de praktijk bij het eerste contact hoe je hen mag aanspreken. Ga er niet van uit dat je ziet of hoort welk gender iemand heeft. Noteer de aanspreking en de voornaamwoorden in het dossier, zodat iedereen in de praktijk op de hoogte is. Hou je taalgebruik ook verder zo sensitief en inclusief mogelijk. Begin mails en brieven met 'Beste', tenzij je expliciet weet dat iemand als 'mijnheer of 'mevrouw' wil worden aangesproken. Iemand uit de wachtruimte roepen kan je doen met de achternaam of aan de hand van een nummersysteem. Nog enkele tips rond taalgebruik: spreek niet over 'transseksueel', maar over 'transgender', niet over 'ombouwen' of 'transformeren', maar over 'in transitie gaan' of 'zijn'. Niet over 'vrouw worden' maar over 'vrouw zijn'. 'Transgender' gebruiken we niet als zelfstandig naamwoord, maar enkel bijvoeglijk. VooroordelenEn verder: wees je bewust van de vooroordelen die je hebt. Ga er niet van uit dat een man een vrouwelijke partner heeft en vice versa of dat je aan de hand van het gender weet welke lichaamskenmerken een persoon zal hebben. Ook belangrijk: gebruik je patiënt niet als informatiebron, maar doe zelf je opzoekingswerk. Probeer je over je handelingsverlegenheid heen te zetten. De impact die je hebt door iets bespreekbaar te maken, is veel groter dan de eventuele kleine foutjes die je zou maken. Tot slot: minder dan één procent van de mensen die in transitie gaan, krijgt later spijt. We spreken tegenwoordig van retransitie of detransitie, in het besef dat genderidentiteit kan fluctueren in de loop van een leven. Het betekent niet dat eerdere beslissingen niet juist waren of dat u als arts gefaald hebt.I.V.