...

Gendergelijkheid of -ongelijkheid bij epilepsie? Gelijkheid is er zeker niet. Alleen al vanuit biologisch standpunt heeft de ziekte andere implicaties voor een vrouwen- dan voor een mannenlichaam. Maar ook in de omkadering door de medische wetenschap gaan flink wat disbalansen schuil. Niet altijd in het nadeel van de vrouwen, overigens.Enige harmonisering zou nochtans op zijn plaats zijn, want epilepsie is relevant voor een even groot aantal mannen als vrouwen. De prevalentie is immers ongeveer dezelfde bij beide genders/seksen, met een marginaal hoger cijfer in de mannelijke populatie. "Het verschil zit in de etiologie", zegt prof. Boon. "Mannen hebben meer risicofactoren (zoals beroerte) en meer risicogedrag (zoals roekeloosheid in het verkeer). Maar we mogen ervan uit gaan dat mannelijke hersenen niet gevoeliger zijn voor epilepsie dan vrouwelijke hersenen."Die opvatting wordt gehonoreerd met een paar paradoxen. Dierexperimenten rond epilepsie bijvoorbeeld zetten bijna uitsluitend mannetjesdieren in. Met andere woorden, fundamentele ontdekkingen die bepalend zijn voor het toekomstige beleid gaan aan de vrouwelijke kunne voorbij. Ook in het laboratorium van prof. Boon, zo vernemen we. Het is een oud zeer: men wil vermijden dat de resultaten worden beïnvloed door de hormonale cyclus van de wijfjes, op gevaar af dat seksegebonden verschillen onder de radar blijven.Onderzoek bij de mens vindt dan weer hoofdzakelijk in vrouwelijke populaties plaats. "Maar dan wel altijd vanuit het hormonale perspectief", stelt de Gentse neuroloog zich kritisch op. "Er is bijvoorbeeld veel geschreven over de invloed van de menstruele cyclus op de frequentie van de aanvallen. Maar andere relevante aspecten krijgen minder aandacht."Zo is postmenopauzale osteoporose sterker uitgesproken bij vrouwen met epilepsie dan bij de algemene vrouwelijke bevolking. Een mogelijk mechanisme hierachter is de versnelde afbraak van vitamine D door medicatiegebonden inductie van cytochroom P450 in de lever, maar mogelijk is dat maar een stuk van de verklaring. Hoe dan ook, mannen hebben er veel minder last van. En prof. Boon moet het wel vaststellen: van de 40 à 50 proefschriften over epilepsie die hij in de voorbije 20 jaar begeleid heeft, was er welgeteld één aan osteoporose gewijd. Verder wetenschappelijk onderzoek is nochtans welkom, want in de literatuur wordt hier en daar gesuggereerd dat vrouwen minder vaak of minder goed voor epilepsie zouden worden behandeld, net omdat men vreest voor de vrouwspecifieke risico's.Die risico's blijken overigens gedeeltelijk bepalend te zijn voor de beleving van epilepsie door de patiënt. Dat mannen zich bij diagnose vooral afvragen of ze zullen kunnen blijven sporten of autorijden, terwijl vrouwen vooral vrezen voor vermoeidheid, kunnen we gerust aan maatschappelijke en psychische rollenpatronen toeschrijven.Maar dan is er de zwangerschap annex borstvoeding. Paul Boon: "We zijn in de voorbije jaren op dat vlak veel veiliger gaan werken, dankzij een groeiend bewustzijn bij zorgverleners en een verbeterd aanbod aan medicatie. De vrouwelijke patiënten zijn hiermee bezig, en het is normaal dat ze hierover op het consult vragen stellen. Maar wat we ook zien, is dat mannelijke patiënten met epilepsie integendeel zeer weinig bekommerd zijn om de interactie tussen hun aandoening en kinderwens. Op mijn raadpleging komen vragen daarover in negen op de tien gevallen van vrouwen. Nochtans weten we dat sommige geneesmiddelen tegen epilepsie de kwaliteit van het sperma ongunstig beïnvloeden. En bij vormen van epilepsie die te maken hebben met een afwijkend gen, is de kans dat een man de ziekte op zijn kind overdraagt even groot als bij de vrouw." Hij geeft wel toe dat er ook minder bekend is over de bijwerkingen van de behandeling bij de man, als gevolg van het vrouwelijke overwicht in klinische studies.We hadden al de arts en de patiënt. Nu nog de maatschappij. Bij patiënten die niet aanvalsvrij zijn, betekent epilepsie een hinderpaal in het professionele leven. Dat is voornamelijk het geval bij intensieve fysieke beroepen, die hoofdzakelijk de mannelijke patiënten betreffen. Maar binnen eenzelfde socio-economische groep vergroot epilepsie de kwetsbaarheid die de vrouwelijke populatie sowieso al ervaart in het professionele midden. "Niet alleen voor artsen, maar ook voor beleidsmakers is leven met epilepsie dus een aandachtspunt", besluit Paul Boon.