De natuur schrijft over zichzelf dankzij de mens die met taal die natuur juist tracht te doorgronden. Twee romans zoeken naar de betekenis van de natuur voor ons wezen en welzijn, een ecologisch-historische verkenning brengt onze eeuwenlange verhouding met de natuur in kaart.
Neuronen in de kosmos
...
Richard Powers kreeg voor zijn monumentale The Overstory de prestigieuze Pulitzer-prijs, een erkenning voor een imposant oeuvre waarin wetenschap uitgangspunt en inspiratiebron is voor krachtige romans met meerdere ingenieus verweven verhaallijnen.In zijn nieuwste Verwilderd houdt hij het simpeler, maar graaft niet minder diep. Een astrobioloog, die rouwt om zijn onlangs verongelukte vrouw, en hun negenjarige neuro-a-typische zoon zoeken hun weg in een wereld met extreem weer, afkalvende biodiversiteit en chaotische politiek. Powers vertelt een meesterlijk geconstrueerde parabel over ecologie, neurologie en astrobiologie opgehangen aan delicate en tedere vader-zoon-dialogen.Zo nauwkeurig in zijn wetenschappelijke inhoud, zo rijk is het boek ook aan enthousiasme en emotie, doordesemd met echo's van de betere sciencefiction (zoals Olaf Stapeldons klassieker Star Maker). Powers hanteert een hem eigen, gevoelig-poëtische taal, ook als het over wetenschap gaat, die soms zijn veellagige magie verliest in het Nederlands. Die vertaling staat gelukkig de kracht van zijn epische vertelkunst niet in de weg.In staccato korte hoofdstukken bouwt de auteur een universum vol verwondering, nieuwsgierigheid en menselijkheid met de wrange weerklank van weemoed en woede om het vele mooie dat mensen kapot maken. Ergens tussen neuronen en sterren in groeit de kennis en gloeit de hoop om daar wat aan te doen. En koesteren we de verwarrende verbijstering om het onwaarschijnlijke feit van leven op aarde. De natuur speelde een overdonderende mooie rol in Paolo Cognetti's onverwacht wereldwijd gewaardeerde De acht bergen. In zijn nieuwste Het geluk van de wolf keert hij terug naar de (ook letterlijk) adembenemende hoogten van de Monte Rosa in de Italiaanse Alpen. Boven de 3.000 meter wordt de lucht ijl en de mens kwetsbaar. Het is een extreme omgeving waarin de mens slechts te gast is en geconfronteerd wordt met de eigen eindigheid. Waar het antwoord op vragen zoals Wie willen we zijn? Waar horen we thuis? Hoe worden we gelukkig? slechts te vinden is in wat je doet, met elkaar en met de habitat waarin je moet overleven. Het is een delicaat, kort verhaal met gedachten en bespiegelingen, vol natuur en wildheid, vitaliteit ook. Tegelijk is het een parabel van liefde, tussen twee mensen en tussen mens en landschap. Je hoort de echo's van de vertellingen van Barry Lopez, Jack London of Mario Rigoni Stern. Je voelt de intieme vertrouwdheid van de schrijver met de natuur en cultuur van de bergen, waar gletsjers zich terugtrekken en de wolven oprukken, waar de geur van asiagokaas en polenta zich mengt met die van vers gekapte lariks terwijl buiten de temperatuur onder nul zakt. Net als in Powers' roman spelen cairns, steenmannetjes, een betekenisvolle rol. Bij Powers staan ze voor hoe mensen zich manifesteren in de natuur en rivierbeddingen verstoren, bij Cognetti staan ze voor herinneringen als bakens langs een pad. Ze bakenen de plek van de mens in de natuur af, als versteende dromen. Puur natuur bestaat niet meer zeggen historisch ecoloog Rob Lenders, systeemecoloog Joop Schaminée, milieukundige Thomas van Goethem en historisch econoom Jan Luiten van Zanden in De ontdekking van de natuur. Ongerepte natuur is een fictie, de invloed van de mens al 10.000 jaar onmiskenbaar.Sinds de laatste ijstijd lieten mensen hun sporen na, aanvankelijk door jacht, daarna door landbouw en sinds twee eeuwen door industrie en verstedelijking. De mens ging de natuur 'beheren'. Het laatste oerbos ruimde plaats voor productiebos. Nu proberen natuurbeheerders de rechtlijnigheid weer uit het landschap te krijgen door dode bomen te laten liggen, door meer diverse aanplant of door de beken en rivieren weer de vrije loop te laten. Er is geen nette grens tussen natuur en cultuur, het zijn twee dimensies in hetzelfde landschap. En als het te wild wordt (denk aan de wolf) ontstaat algauw discussie en worden omheiningen opgetrokken om de wildheid buiten te houden.Nog ingewikkelder wordt het als je bedenkt dat sommige soorten slechts gedijen op gronden die door industrialisatie of landbouw ontstaan zijn. Om nog maar te zwijgen over de exoten die onze 'eigen' natuur binnen dringen. Onze kijk verschuift. Pas na 1900 wordt 'natuur' of 'natuurlijk' iets positiefs. Tot die tijd was het veelal 'onkruid en ongedierte'. De woorden vanzelfsprekend en natuurlijk waren van oudsher synoniemen, maar de natuur is inmiddels bedacht, beheerd en beïnvloed. Aan de natuur is niets vanzelfsprekends meer.