...

CHARMING bevroeg iets meer dan 2.000 huisartsen uit heel België die tevens een test bij zichzelf afnamen, die IgG en IgM meet in capillair bloed (vingerprik). Deze POCT - afgenomen tussen 24 december en 8 januari jongsleden - was positief bij 11% van de Vlaamse en 18% van de Brusselse huisartsen, en bij 19 à 20% van de Waalse huisartsen.Ter vergelijking: tussen 4 en 6 januari stelde Sciensano in een staal van Belgische bloeddonors vast dat 18% van hen seropositief waren. Tussen 21 en 24 december waren 19,7% van de gezondheidswerkers in Belgische ziekenhuizen volgens een steekproef seropositief (dit laatste percentage liep in de loop van januari dit jaar op tot 24,1%). Om precies te zijn hield CHARMING rekening met met de antwoorden en meetresultaten van 2.096 huisartsen. Daarnaast werden nog de resultaten van 275 haio's verwerkt en 289 andere eerstelijnszorgverleners uit de huis- artsenpraktijken.Het enquêtegedeelte bevroeg onder meer of de huisartsen en eerstelijns- gezondheidswerkers al eerder positief testten op Sars-CoV-2 (PCR of antistoffen). Als je daarmee rekening houdt, is al (een dikke) 16% van de Vlaamse huisartsen besmet geweest met covid, 23% van de Brusselse en 30% van de Waalse. Het aantal besmettingen in Wallonië bij huisartsen bedraagt bijna het dubbele van die in Vlaanderen. De onderzoekers merken daarbij op dat niet iedereen die in de loop van 2020 besmet is geweest tijdens de jaarwisseling nog positief testte op antistoffen. Daarnaast blijkt dat nogal wat gezondheidswerkers in de eerste lijn die positief testten op antistoffen nooit een diagnose van covid hadden gehad. Opvallend zijn ook de cijfers bij de Brusselse en de Waalse haio's: 26% van de Brusselse en meer dan 35% van de Waalse haio's vertoonden een positieve POCT. 42% van de Brusselse en 45% van de Waalse haio's is ooit al positief geweest voor covid.Bij de Vlaamse haio's zijn deze cijfers erg vergelijkbaar met die van de Vlaamse huisartsen: tussen de 12% en de 13% is positief voor de POCT en iets minder dan 16% heeft een positieve test gehad, POCT inbegrepen. De cijfers van de andere zorgverleners uit de huisartsenpraktijken lopen in Vlaanderen vrij gelijk met die van de huisartsen maar liggen in Brussel en Wallonië een stuk lager. De onderzoekers stellen vast dat de prevalentie van antistoffen bij zorg- verleners goed de activiteit van het virus reflecteert in de gemeenschap waarin ze werkzaam zijn, Een hogere prevalentie van besmetting is er wanneer het virus meer circuleert in de omgeving. Dat zou erop wijzen dat de beschermingsmaat- regelen in de huisartsenpraktijk zelf wel goed werken. Een verklaring voor de hogere prevalentie bij haio's in Brussel en Wallonië hebben de onderzoekers op dit moment nog niet. CHARMING peilde tevens naar de vaccinatiebereidheid bij de eerstelijnsgezondheidswerkers. Die is het hoogst bij de huisartsen: 75% zegt volmondig ja tegen een zo snel mogelijke vaccinatie, 14% verklaart gewoon bereid te zijn. 7% van de huisartsen spreekt zich niet uit over hun bereidheid. Iets meer dan 2% is tegen, en iets minder dan 2% helemaal tegen. Bij de haio's ligt het enthousiasme iets lager: bijna 85% zal zich zo snel mogelijk laten vaccineren, 8% spreekt er zich niet over uit en bijna 7% is tegen. Bij de andere zorgverleners in de eerste lijn ligt de bereidheid een stuk lager: net geen 71% is voor, tussen de 12 en de 13% is tegen. Het onderzoeksrapport geeft niet aan welke regionale verschillen er hier zijn. De onderzoekers van CHARMING mikten op een hoog aantal deelnemers - vooral om de eigenschappen van de test in kaart te kunnen brengen. De resul- taten geven een betrouwbaar beeld per provincie. De geografische spreiding maakte correctie van de resultaten mogelijk op grond van de lokale huisartsendichtheid en de praktijkgrootte.In de onderzoekspopulatie zijn Vlaamse eerstelijnsgezondheids- werkers beter vertegenwoordigd dan Franstalige. Het betrof vaak jongere, vrouwelijke huisartsen uit groepspraktijken. 34% van de deelnemende huisartsen hadden een solopraktijk, en 19% een duopraktijk. Het rapport met de eerste, tussentijdse resultaten van CHARMING vindt u op de website van Sciensano. Het onderzoek loopt nog een heel jaar door - met verdere bevragingen en zelfmetingen. Het eerste half jaar gebeurt dat maandelijks. Het verloop van het verdere onderzoek kan nog worden bijgestuurd naargelang het verdere verloop van de epidemie. CHARMING onderzoekt de evolutie van de prevalentie, en maandelijkse en jaarlijkse incidentie van antistoffen bij Belgische eerstelijnswerkers.Over het gegeven dat de seroprevalentiestudie voor een groot gedeelte van de tijd plaatsvindt na vaccinatie van veruit het grootste deel van de onderzoekspopulatie, wordt weinig uitgeweid. De onderzoekers wil daarnaast nagaan hoe lang antistoffen tegen Sars-CoV-2 persisteren, hoeveel infecties asymptomatisch verlopen en welke factoren een rol spelen bij het oplopen van een infectie. CHARMING wil de resultaten van de POCT valideren en huisartsen met deze test vertrouwd maken. Hoofdonderzoeker van CHARMING is professor Samuel Coenen. Het onderzoek wordt vooral geleid door de UAntwerpen, ULiège en Sciensano. Ook de andere Vlaamse academische huisartsencentra zijn betrokken.