Zelfstandig werkende huisartsen en specialisten vormen de spil van onze gezondheidszorg. Dokters oefenen een vrij beroep uit. Al is 'vrij' natuurlijk relatief. De sociale zekerheid is sterk gereglementeerd en het medisch korps is met handen en voeten gebonden aan allerlei conventies en terugbetalingssystemen.

De consequentie van een vrij beroep is en blijft echter wel dat de beoefenaar ervan vrij kiest waar, wanneer en hoe lang hij werkt. Dat laatste, de werkduur, is op een halve eeuw enorm geëvolueerd. Waar artsen vroeger weken van 70 à 80 uur klopten gaat de slinger nu de andere kant op. Meer en meer dokters opteren voor 'normale' werkweken of zelfs voor een deel- of halftijdse baan. Moet kunnen.

Het staat artsen ook vrij naar eigen inzicht hun werk te organiseren. Huisartsen werken solo of in groep, specialisten in of buiten het ziekenhuis of in andere praktijkvormen. En wie wil, doet een beroep op een administratieve kracht, diëtist, verpleegkundige, psycholoog enz.

De gezondheidszorg, en meer bepaald het medisch aanbod, slaagt er niet in zichzelf te reguleren

Bij dit alles heeft de overheid als belangrijkste financier van het systeem wel het recht sturend op te treden. De verstrekte zorg moet immers betaalbaar blijven voor iedereen, kwalitatief zijn en breed toegankelijk. Dat is nu niet altijd het geval. In sommige disciplines zijn er wachtlijsten terwijl andere specialismen juist met een overaanbod kampen. Soms voeren huisartsenpraktijken een patiëntenstop in.

Het voorgaande maakt duidelijk dat de gezondheidszorg, en meer bepaald het medisch aanbod, er niet in slaagt zichzelf te reguleren. De 'invisible hand' faalt. Lange tijd werd heel veel verwacht van een sturend artsenkadaster. Tegenwoordig overheerst scepticisme. Vrije beroepsbeoefenaars vormen een bonte werkelijkheid. Het is een utopie te denken dat dit zich laat vatten in een (weliswaar complex) meerjarenmodel.

Zelfstandig werkende huisartsen en specialisten vormen de spil van onze gezondheidszorg. Dokters oefenen een vrij beroep uit. Al is 'vrij' natuurlijk relatief. De sociale zekerheid is sterk gereglementeerd en het medisch korps is met handen en voeten gebonden aan allerlei conventies en terugbetalingssystemen. De consequentie van een vrij beroep is en blijft echter wel dat de beoefenaar ervan vrij kiest waar, wanneer en hoe lang hij werkt. Dat laatste, de werkduur, is op een halve eeuw enorm geëvolueerd. Waar artsen vroeger weken van 70 à 80 uur klopten gaat de slinger nu de andere kant op. Meer en meer dokters opteren voor 'normale' werkweken of zelfs voor een deel- of halftijdse baan. Moet kunnen. Het staat artsen ook vrij naar eigen inzicht hun werk te organiseren. Huisartsen werken solo of in groep, specialisten in of buiten het ziekenhuis of in andere praktijkvormen. En wie wil, doet een beroep op een administratieve kracht, diëtist, verpleegkundige, psycholoog enz. Bij dit alles heeft de overheid als belangrijkste financier van het systeem wel het recht sturend op te treden. De verstrekte zorg moet immers betaalbaar blijven voor iedereen, kwalitatief zijn en breed toegankelijk. Dat is nu niet altijd het geval. In sommige disciplines zijn er wachtlijsten terwijl andere specialismen juist met een overaanbod kampen. Soms voeren huisartsenpraktijken een patiëntenstop in. Het voorgaande maakt duidelijk dat de gezondheidszorg, en meer bepaald het medisch aanbod, er niet in slaagt zichzelf te reguleren. De 'invisible hand' faalt. Lange tijd werd heel veel verwacht van een sturend artsenkadaster. Tegenwoordig overheerst scepticisme. Vrije beroepsbeoefenaars vormen een bonte werkelijkheid. Het is een utopie te denken dat dit zich laat vatten in een (weliswaar complex) meerjarenmodel.