...

Verschillende studies wijzen uit dat 50 tot 70% van de bevolking in westerse landen gelooft in één of andere vorm van paranormale verschijnselen. Bovendien zegt 30 tot 50% van diezelfde bevolking ooit een paranormale beleving te hebben gehad. Het kan gaan om telepathie, helderziendheid, buitenlichamelijke ervaringen (out-of-body-experience), contact met geesten, een mediamieke ervaring of psychokinese, wat betekent dat iemand door zuiver mentale concentratie voorwerpen in beweging kan zetten. Paranormale ervaringen worden als uitzonderlijk of 'anomaal'(*) beschouwd, omdat ze niet passen in de algemeen ingeburgerde wetten van de wetenschap. Ons denken over het begrip 'paranormaal' wordt sterk bepaald door wat sciencefiction-verhalen en de recreatieve sector ervan gemaakt hebben, soms in een grijze zone tussen wetenschap en religie. Als gevolg daarvan worden paranormale verschijnselen vaak zonder meer beschouwd als onzin of verhalen van heksen en tovenaars, bestemd voor goedgelovige zielen. Het is een feit dat horden zwendelaars zichzelf een talent aanmeten als helderziende of medium, terwijl ze in werkelijkheid gewoon munt proberen te slaan uit foortrucjes. "Dat staat haaks op het rationele denken van de Verlichting, dat een belangrijke pijler vormt van onze westerse samenleving", zegt klinisch psycholoog Renaud Evrard (Universiteit van Nancy, medeoprichter van het Centre de recherche et de consultation sur les expériences exceptionnelles - CIRCEE). Individuen die een handeltje opzetten als waarzegger of medium, bijvoorbeeld, zijn doorgaans bedreven in wat 'cold reading' heet. "Dat betekent dat ze over hun klant op een non-verbale manier informatie verzamelen zonder dat die daar erg in heeft", legt Renaud Evrard uit. In een volgende fase zal de pseudo-helderziende of het pseudo-medium een gesprek aangaan waarbij de klant verschillende gegevens verstrekt die de geraadpleegde achteraf misbruikt om zijn zogenaamde uitzonderlijke gaven aan de dag te leggen. Renaud Evrard noemt dit 'lukewarm reading' (lukewarm betekent 'lauw'), met een term die in de literatuur slechts sporadisch voorkomt. De meest doortrapte schurken behelpen zich bovendien met 'hot reading', wat betekent dat ze op voorhand gegevens verzamelen met de hulp van medeplichtigen of door te gaan kijken op het internet, enzovoort. Toch merkt Renaud Evrard op dat een sessie bij een helderziende of een medium kan worden beschouwd als een vorm van 'alternatieve therapie', omdat een aantal Amerikaanse studies er een positief effect aan toekennen, ook al is de 'therapeut' dan een zwendelaar zonder scrupules. Het gaat om een soort placebo-effect. Renaud Evrard denkt dat handelaars in paranormale gaven mogelijk onze aandacht van de realiteit afwenden, net omdat ze te werk gaan in een context zonder regelgeving of controle. Wat als abnormale cognitieve verschijnselen, zoals het voorspellen van de toekomst of mediamieke gaven, écht bestaan? In universitair midden voeren parapsychologen hierover onderzoek uit - het gaat meestal om psychologen in opleiding. Deze wetenschappers benadrukken in eerste instantie dat hun onderzoeksresultaten geenszins een bewijs vormen voor het bestaan van leven na de dood en dus ook niet voor het bestaan van wat in de collectieve verbeelding als geesten wordt omschreven. Volgens Renaud Evrard is het onwetenschappelijk om de hypothese van abnormale cognitieve verschijnselen zomaar van de hand te wijzen. Laat de oorlog tussen 'overtuigde pleitbezorgers' en 'rabiate sceptici' maar woeden. Het echte debat draait om de geldigheid die men kan toekennen aan het werk van academische parapsychologen. Daardoor verplaatst het debat zich meteen naar andere kwesties, zoals methodologische tekortkomingen, confirmatievertekening, publicatiebias, enzovoort. Eén van de belangrijkste problemen van de anomalistische psychologie (parapsychologie) is het bereiken van een kritische massa aan onderzoeksresultaten. "De financiering van dit soort onderzoek is karig, omdat het niet kan rekenen op de belangstelling van de farmasector, de fundamentele natuurkunde of gelijk welke andere sector", stelt de medestichter van CIRCEE vast. Volgens het wetenschappelijke denken dat voortvloeit uit de Verlichting en in westerse landen overheerst, moet een potentieel nieuw verschijnsel aan een aantal criteria voldoen om als reëel te worden erkend. "Daar moet men meteen bij zeggen dat die criteria gestoeld zijn op wat we kennen, op denkpatronen die helemaal niet voorbereid zijn op het onbekende", oordeelt Renaud Evrard. "De huidige modellen koppelen aan psi (de zogenaamde onbekende factor achter paranormale verschijnselen) kenmerken die totaal niet overeenstemmen met onze manier om de wetenschap te bedrijven." Net daarom wordt de parapsychologie door sceptici weggezet als een pseudowetenschap zonder betrouwbare onderbouw. Voor Renaud Evrard moeten we de juiste middelen inzetten om onze reductionistische vooroordelen tegen het licht te houden. Sceptici denken dat onderzoek rond paranormale verschijnselen tijdverlies is. Toch hebben de Amerikanen en de Russen in de jaren 70, tijdens de koude oorlog, geprobeerd militaire trainingsprogramma's op te zetten rond vaardigheden die psychische spionage mogelijk moesten maken. De archieven daarvan zijn intussen openbaar gemaakt. Het militaire onderzoek werd stilgelegd, officieel omdat het niet de verwachte resultaten opleverde. Andere experimenten rond voorgevoelens bleken succesvol in het laboratorium, maar werden nooit praktisch toegepast. Sommige onderzoekers dachten bijvoorbeeld dat het mogelijk moest zijn soldaten uit te rusten met speciale kledij voor het detecteren van fysiologische reacties opgewekt door een onderbewust voorgevoel in gevaarlijke situaties. Daardoor zouden soldaten tijdig gewaarschuwd worden als ze bijvoorbeeld het risico liepen op een mijn te trappen. Aan de universiteit van Lund (Zweden) heeft Etzel Cardeña een 'meta-analyse van meta-analysen' gemaakt op basis van studies rond uiteenlopende psi-verschijnselen: precognitie, telepathische dromen, psychokinese, enzovoort. Haar conclusie luidt dat alle onderzochte meta-analysen verwijzen naar resultaten die het bestaan van psi-verschijnselen ondersteunen, enkele zeldzame uitzonderingen niet te na gesproken. Renaud Evrard bevestigt dat de cumulatieve resultaten van de meta-analysen het bestaan van psy-verschijnselen zeer aannemelijk maken. "Het bewijs moet in de eerste plaats horizontaal aangeleverd worden, wat betekent dat verschillende laboratorium tests eenzelfde afwijking in het licht moeten stellen in verschillende onderzoeksgebieden. En in de tweede plaats verticaal, in die zin dat de statistische analyse van de gegevens sinds tientallen jaren aangeleverd door parapsychologen aan dezelfde kwaliteitseisen moet voldoen dan wat geldt voor geneesmiddelen", zegt hij. De effectgrootte is ongeveer 0,20. Ze is klein maar constant en vergelijkbaar met, of zelfs hoger dan wat nodig is om een verschijnsel als reëel te laten erkennen in de sociale psychologie. Renaud Evrard concludeert daar niet zomaar uit dat het bestaan van psi-effecten onomstotelijk bewezen is, want eisen rond bewijsvoering veranderen voortdurend. Hij wijst echter op de inspanningen die academische parapsychologen leveren om gelijke tred te houden met de experimentele wetenschap. Daarom ook hebben ze kunnen publiceren in tijdschriften zoals Science, Nature en British Journal of Psychology. "De parapsychologie blijft onder een kwalijke reputatie lijden, omdat er een continuïteit bestaat met diverse wanpraktijken", voegt hij eraan toe. Het belangrijkste bezwaar tegen de hypothese dat paranormale verschijnselen bestaan, is ongetwijfeld dat er geen aansluiting kan worden gevonden met de huidige wetten van de fysica. Een pijnpunt is het idee dat een gebeurtenis er een andere kan beïnvloeden zonder tussenkomst van een beschreven vorm van energie. Voor Etzel Cardeña getuigt het van een dogmatische en verkeerde visie van de wetenschap om deze verschijnselen van de hand te wijzen en ze als 'onmogelijk' te beschouwen. Ook de principes van de fysica moeten op ieder ogenblik in vraag worden gesteld. Hoe dan ook, het wetenschappelijk werk rond psi-verschijnselen komt voor het ogenblik niet veel verder dan het beschrijven van onverklaarde afwijkingen en heeft niet geleid tot een consensus rond een twintigtal theoretische modellen die momenteel worden bestudeerd. De invloed van de onderzoeker op resultaten in het laboratorium blijft een fundamentele kwestie in het onderzoek naar psi-verschijnselen, omdat dit een beslissend gegeven kan zijn.