...

Hoewel plotse dood bij een sporter altijd grote indruk maakt, moet men beseffen dat het risico van plotse dood door coronair lijden daalt onder invloed van sportactiviteit.De reductie van het coronair risico door sport is dosisgerelateerd, maar niet lineair. Bij matige inspanning - zowat 150 minuten per week - tekent men meteen een aanzienlijk voordeel op. Bij 300 minuten neemt de risicoreductie toe, maar wordt niet verdubbeld. Boven de 300 minuten is de extra winst nog kleiner, maar reëel. Het gunstige effect zou sterker uitgesproken zijn bij vrouwen. De oorzaak van dit verschil is niet helemaal duidelijk."Er is dus geen reden om aan te nemen dat sporters minder lang leven dan niet-sporters", zegt sportcardioloog René Tavernier (AZ Sint-Jan, Brugge). "De follow-up van 119 wielrenners die tussen 1955 en 1975 deelnamen aan de Ronde van Zwitserland toonde een levensverwachting die gelijk was aan wat men in de algemene bevolking optekende."Bij intens sporten neemt het risico op ritmestoornissen lichtjes toe. Na een jarenlange follow-up bleef bij wielrenners, op een gemiddelde leeftijd van 66 jaar, een lagere hartfrequentie bestaan dan bij niet-sportieve controlepersonen die op alle andere relevante parameters vergelijkbaar waren.Er waren bij de sporters meer episoden van sinusbradycardie, gedefinieerd als een sinusritme < 50/minuut. Daaruit blijkt dat sport waarschijnlijk onomkeerbare wijzigingen in de sinusknoop veroorzaakt. Sinusbradycardie is frequent bij actieve sporters en wordt in verband gebracht met het hogere slagvolume vanuit het geoefende hart. Als de bradycardie asymptomatisch blijft, behoeft ze meestal geen verder onderzoek. De zaken liggen anders bij voormalige sporters: in het hierboven vermelde onderzoek zag men een hogere nood aan pacemakers bij de voormalige wielrenners dan in de controlegroep.Een frequenter probleem is voorkamerfibrillatie. Deze afwijkingen doen zich voor volgens een U-vormige curve in functie van de intensiteit van het sporten. Een matige activiteit geeft aanleiding tot een lager risico dan een sedentair leven. Maar bij intensief sporten stijgt het risico opnieuw. Dat komt omdat sporten de vagale tonus verhoogt, waardoor de refractaire periode in de spiercellen toeneemt. De rek die bij sporten optreedt in het atrium en de pulmonale venen is een extra bevorderende factor voor atriale ectopie. Bovendien zijn er wat (relatief zwakke) argumenten om aan te nemen dat sport de fibrosevorming in de linker voorkamer in de hand werkt.Het inzetten van bètablokkers is geen optie wegens het beperkende effect op het inspanningsvermogen, net zomin als het gebruik van amiodaron met het oog op de bijwerkingen op lange termijn. Daarom overweegt men vaak al in een vroeg stadium ablatie, of het isoleren van de longvenen ten opzichte van het omliggende hartweefsel. Op korte termijn kan men 60% tot 90% van de betrokken sporters met één procedure klachtenvrij krijgen. "We hebben geen resultaten op lange termijn", erkent prof. Tavernier. "En nu net met het oog op bepaalde factoren, zoals fibrosevorming onder invloed van sport, is er bezorgdheid dat ablatie op langere termijn geen afdoende oplossing zal bieden."Sportactiviteit kan een uitlokkende factor zijn voor het optreden van ventriculaire tachyaritmie. Dat is aangetoond bij mensen met onderliggend coronair lijden, anatomische afwijkingen van de coronaire arteriën en aritmogene dysplasie van het rechter ventrikel (ARVD). Dit laatste is een zeldzame genetische aandoening, waarbij de spiervezels van het rechter ventrikel te los met elkaar verbonden zijn. In deze groep is het risico op ventriculaire tachyaritmie vooral hoog bij langdurig of frequent intens sporten. Een aanzienlijk risico treedt ook op bij kortere maar intense sportactiviteit."Het risico is het laagst bij wat langer sporten, maar dan aan een lagere intensiteit", adviseert prof. Tavernier. Sporten versnelt ook de progressie van de ziekte, onder andere met het optreden van rechterventrikeldilatatie.Het verband tussen sport en ventriculaire tachyaritmie is niet aangetoond voor het lange-QT-syndroom en ook niet voor hypertrofische cardiomyopathie. "Personen met hypertrofische cardiomyopathie vertonen plotse hartdood zowel tijdens inspanning als in rust", aldus nog de Brugse sportarts.Recent zijn er wat argumenten naar voren geschoven om het idee te ondersteunen dat sportactiviteit op zich de vorming van littekenweefsel in de ventrikels zou veroorzaken. Onderzoek keek immers naar fibrotisch weefsel in het rechterventrikel bij patiënten die zich aanmeldden met een ventrikelaritmie. Bij de sporters was het fibrotisch weefsel geconcentreerd in het uitstroomgebied van het rechterventrikel, bij niet-sporters was het meer diffuus verspreid.