...

Een nieuw Koninklijk Besluit (zie 'Optometrist, een nieuw paramedisch beroep') omschrijft de bevoegdheden en de minimale kwalificatievereisten voor de beroepen 'orthoptist' en 'optometrist'. Vanaf 1 mei kunnen patiënten voor oogonderzoeken en -behandelingen bij de oogarts terecht en bij deze twee paramedische beroepen. De orthoptist controleert bij kinderen ontwikkelings- en coördinatiestoornissen van beide ogen en gaat bij volwassenen duidelijke binoculaire visusstoornissen en oogmotiliteitsproblemen na. Een optometrist richt zich op de optische problemen van het oog zelf - refractiefout: bijziendheid, verziendheid en/of astigmatisme. Hij kan een passende corrigerende bril of lenzen aanbieden. Verder beoordeelt hij het binoculair zicht en verwijst bij afwijkingen door naar de oogarts. Een nota van het kabinet Vandenbroucke omschrijft de rol van de opticien. Dat is geen gezondheidzorgberoep en geen paramedicus. Wel verkoopt en levert de opticien (niet-)medische visuele hulpmiddelen en bijhorende producten. Dat zijn 'technische bijdragen' en dat maakt van de opticien een belangrijke speler in de oogzorg. Maar handelingen stellen die onder de gezondheidszorgberoepen vallen, kan hij dus niet. Oogartsen en paramedici werken afgescheiden van elkaar en dat is belangrijk. Zo weet de patiënt duidelijk wie adviseert en wie verkoopt. Met een oogprobleem gaat een patiënt eerst naar de arts, meestal de huisarts. Kan die het probleem zelf behandelen, dan is verdere verwijzing overbodig. Zoniet volgt er een verwijzing naar de oogarts. Rechtstreeks naar de oogarts gaan, kan ook. Hij is immers de toegangspoort inzake oogzorg in de eerste lijn. Meteen naar de opticien stappen, kan niet meer. Pas na advies van de eerstelijnsarts kan de patiënt de aankoop van optische hulpmiddelen overwegen. De oogarts stelt een diagnose en behandelplan voor. Na een eerste primo onderzoek kan de orthoptist of optometrist de patiënt verder zelfstandig opvolgen. Wel ziet de oftalmoloog de patiënt in functie van de leeftijd voorafgaandelijk. Bij kinderen jonger dan tien jaar bedraagt het interval minder dan een jaar, bij 10- tot 16-jarigen minder dan twee jaar, bij 16-45-jarigen minder dan tien jaar, bij 45-65-jarigen minder dan drie jaar en bij 65-plussers minder dan twee jaar. Uiteraard kan de oftalmoloog daarvan afwijken in functie van de pathologie. Dit nieuwe KB ondersteunt oogartsen in de eerste lijn beter zodat er tijd vrijkomt voor meer complexe oogzorg. Zo worden de competenties van de oftalmoloog optimaal benut. En oogmetingen zijn nu wettelijk geregeld zodat de patiënt beter beschermd is en de zorg veiliger is.