...

De cijfers komen uit de recentste rookenquête van Stichting tegen Kanker. De organisatie vraagt dat huisartsen en ziekenhuizen meer ondersteuning krijgen om rokende patiënten aan te spreken over stoppen met roken. Huisartsen zouden een rookstop systematisch kunnen aankaarten en patiënten doorverwijzen naar tabakologen, zegt Marc Verheyen van de Vlaamse Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding vzw (VRGT). "De huisarts kent zijn patiënten het beste, en zou moeten weten wie rookt. Met een korte interventie kan de huisarts een roker dan op weg zetten om te stoppen met roken. Dat gebeurt dus te weinig. Ik kan me voorstellen dat er bij huisartsen en andere gezondheidswerkers wat schroom bestaat: men is bang de relatie met de patiënt te verstoren of wantrouwen te creëren. Er bestaan echter goede modellen om dat gesprek aan te gaan." Op de website van VRGT vinden artsen een model (*) voor een dergelijke minimale interventie die helpt motiveren om te stoppen met roken. Volgens Marc Verheyen wordt vaak onderschat hoe moeilijk het is om te stoppen met roken in vergelijking met andere verslavingen. "Vaak is de begeleiding beperkt tot een stopadvies. Dat zouden we nooit zeggen aan een alcohol- of drugverslaafde. En ook al stopt een groot deel van de rokers cold turkey, dus van de ene dag op de andere, uit onderzoek blijkt dat de kans op hervallen dan vier keer hoger ligt dan bij een begeleide rookstop. Daarom zou het voor de arts evident moeten zijn om door te verwijzen naar een tabakoloog, net zoals hij obese patiënten doorverwijst naar een diëtist - ook al weet de arts zelf ook veel over voeding." Tabakologie is een deeltijdse interuniversitaire permanente vorming van één jaar. Bij rookstopbegeleiding door een geregistreerd tabakoloog (te vinden op tabakologen.be) betaalt de Vlaamse overheid een gedeelte, zodat de roker zelf slechts 15 euro (of 2 euro bij verhoogde tegemoetkoming) per individuele sessie van 30 minuten moet opleggen. Een tabakoloog gaat het rookprofiel na door onder andere te onderzoeken hoe verslaafd de roker is, in welke context het rookgedrag gebeurt en wat het hem subjectief oplevert en kost. Dan zorgt hij voor een gedragsmatige begeleiding en advies over onder meer nicotinesubstitutieproducten zoals pleisters en sprays. "We weten dat die producten een lage successcore hebben bij onvoldoende begeleid gebruik", zegt Marc Verheyen. "Maar als ze correct en lang genoeg gebruikt worden, in combinatie met gedragsmatige begeleiding, kan je er mooie resultaten mee behalen. We spreken van een geslaagde rookstop als de roker na een jaar niet is hervallen. Bij een begeleide stop met hulpmiddelen lukt dat bij 25 procent van de rokers, tegenover slechts 5 of 6 procent bij een niet-begeleide stop." De VRGT pleit er dan ook voor om nicotinesubstitutie te vergoeden, want het prijskaartje van deze producten is een drempel om ze te gebruiken. De kostprijs is echter miniem vergeleken met de gezondheidswinst van een rookstop, waardoor de investering voor de roker zelf en de maatschappij meer dan de moeite waard is. "De helft van de rokers sterft uiteindelijk aan de directe of indirecte gevolgen van roken. Dat zijn ongewoon hoge cijfers waar we gemakkelijk naast kijken, omdat roken zo'n deel van onze cultuur is", zegt Verheyen. Na een geslaagde rookstop is de rol van de huisarts niet uitgespeeld, meent Verheyen. "De huisarts blijft de patiënt zien. Ook na begeleiding door de tabakoloog zijn er rokers die hervallen, en dan kan de huisarts opnieuw het gesprek aangaan. Wij geloven echt in die tandem huisarts-tabakoloog en willen die ondersteunen door onder meer dossieruitwisseling te promoten."