...

Als een patiënt(e) overlijdt op een moment dat diens rekening nog niet is betaald, dan kunt u die betaling vanzelfsprekend niet meer bij hem of haar zelf opvragen. Toch betekent dit niet dat u nooit nog enige betaling zal krijgen. Het is echter lang niet altijd even eenvoudig om dan toch een betaling te bekomen. Als het gaat om een zeer kleine rekening is het sop vaak de kool niet waard om in actie te treden. Gaat het om een belangrijker ereloon dat nog moet worden betaald, dan kan het weer wel aangewezen zijn om stappen te ondernemen. U kunt zich vooreerst wenden tot de wettelijke erfgenamen van de patiënt, bijvoorbeeld diens kinderen. Als die de nalatenschap hebben aanvaard kunt u zelfs betaling van uw ereloon vragen als uw rekening het actief van de nalatenschap te boven gaat. Erfgenamen die de nalatenschap 'zuiver' aanvaarden draaien nu eenmaal ook op voor het passief van de nalatenschap en dit zelfs als het passief het actief overstijgt. Ze moeten dan bijpassen met en uit hun eigen middelen. Misschien kent u wel bepaalde erfgenamen. Als dat zo is kunt u die aanschrijven en vragen dat zij alsnog overgaan tot de betaling. Weet u dat de erfgenamen een beroep deden op een welbepaalde notaris om de nalatenschap te verdelen, dan kunt u ook die aanschrijven. Kent u geen erfgenamen dan kunt u via een gerechtsdeurwaarder achterhalen wie de erfgenamen precies zijn. Ontvangt u van de erfgenamen nadat u hen in kennis stelde van uw vordering geen betaling, dan zult u - als u toch een betaling wil ontvangen - alsnog naar de rechtbank moeten stappen. Het kan ook zijn dat de erfgenamen de nalatenschap hebben aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving. Als ze dat deden moeten ze uw rekening enkel betalen als ze hiervoor voldoende gelden uit de nalatenschap kunnen halen. Is dat niet het geval dan moeten ze, in tegenstelling tot bij een zuivere aanvaarding, niet bijpassen met hun eigen middelen. Als de erfgenamen de nalatenschap aanvaarden onder het voorrecht van boedelbeschrijving, dan gebeurt dit via een notaris. Die laat deze beslissing publiceren in het Belgisch Staatsblad. Als schuldeiser hebt u dan drie maand de tijd om uw vordering te laten kennen. Na die termijn moet de erfgenaam de gekende schulden betalen met de erfenis. Het restant van de erfenis komt dan aan de erfgenamen toe. Zorg er dan ook voor dat u uw openstaande vordering binnen de drie maand na deze publicatie indient. Doet u dit niet tijdig, dan riskeert u uw rekening niet meer te kunnen innen. Verwerpt een erfgenaam de nalatenschap, dan kunt u daarbij niet aankloppen om betaling van uw rekening te krijgen. U dient zich dan te richten tot de erfgenamen die wel hebben aanvaard. Verwierpen alle erfgenamen (of heeft uw patiënt totaal geen erfgenamen en komt diens nalatenschap toe aan 'de staat') dan is er sprake van een zogenaamde 'onbeheerde' nalatenschap. Toch kunt u ook dan soms een vergoeding ontvangen. Meer bepaald kan een schuldeiser als er sprake is van een onbeheerde nalaten- schap naar de rechtbank stappen om daar een zogenaamde 'curator over de onbeheerde nalatenschap' te laten aanstellen. Bij die curator kunt u dan uw schuldvordering indienen. Afhankelijk van hoeveel actief en passief er is in de nalatenschap zult u dan al dan niet (een deel van) uw vordering betaald kunnen krijgen. Vroeger zei men wel eens dat u uw openstaande rekening ook kon verhalen op de onderhoudsplichtigen (het ging dan veelal om de kinderen of schoonkinderen) van uw overleden patiënt(e) voor zover het tenminste ging om uw kosten en erelonen die verband hielden met de laatste ziekte van de overledene. Die betaling kaderde dan in de onderhoudsplicht die men tegenover de overledene nog had. U kon dit zelfs van die onderhoudsplichtigen vragen als zij de nalatenschap verwierpen. De rechtspraak is intussen echter geëvolueerd en maakt het niet meer zomaar mogelijk om op deze basis nog een betaling van uw rekening te bekomen. Men is nu eenmaal van mening sinds enkele jaren dat het recht op levensonderhoud berust op de familiale solidariteit en onlosmakelijk verbonden is aan de persoon van de onderhoudsgerechtigde. Dat betekent dan ook dat enkel uw overleden patiënt een vordering tot alimentatie kon instellen en dat u dat als schuldeiser niet kunt. Was uw patiënt gehuwd of woonde die wettelijk samen op het moment van diens overlijden, dan hebt u eventueel nog wel een 'redmiddel'. U zou zich dan kunnen baseren op de regel dat echtgenoten en wettelijke samenwoners hoofdelijk gehouden zijn tot de schulden die ten behoeve van de huis- houding zijn gemaakt (en dit ongeacht het huwelijksstelsel). Woonde uw patiënt feitelijk samen dan zou u diens langstlevende partner kunnen trachten aan te spreken op basis van een zogenaamde natuurlijke verbintenis. De kans dat een dergelijke vordering ook succesvol zal zijn is evenwel eerder klein.