...

Op aarde zijn mensen goed beschermd tegen straling vanuit de ruimte en de zon, omdat de atmosfeer en de magnetosfeer zowat 99,9% daarvan tegenhouden. Dat is niet meer het geval als men eenmaal buiten de vanallengordels treedt."Straling in de ruimte valt uiteen in drie grote categorieën", duidt Sarah Baatout. "In de eerste plaats is er de zonnewind. Dat is een continue straling met lage energie, die bestaat uit elektronen, protonen en alfadeeltjes. Zonnewind wordt gemakkelijk tegengehouden en brengt slechts een laag risico met zich mee. Astronauten zijn er alleen aan blootgesteld als ze het ruimtetuig verlaten, met hun ruimtepak als enige bescherming.""Anders ligt het met de zonnevlammen, die optreden als er aan het oppervlak van de zon een explosie plaatsvindt. Zonnevlammen zijn intermitterend en houden één tot twee dagen aan. De zon produceert daarbij een grote hoeveelheid hoogenergetische protonen. Als zoiets gebeurt, trekken de astronauten van het ISS zich terug in één van de drie compartimenten van het station die daarvoor uitgerust zijn. Die compartimenten hebben dikkere wanden en zijn uitermate beschermd, onder andere met water. Dat komt omdat waterstof er goed in slaagt allerlei deeltjes tegen te houden.""De straling vanuit het centrum van de Melkweg is de belangrijkste bekommernis met het oog op reizen naar de maan of naar Mars. Het gaat om een zeer hoogenergetische, continue straling, samengesteld uit alfadeeltjes en zware ionen, die een hoog risico met zich meebrengen. Hiervoor moet er verder gezocht worden naar verschillende soorten bescherming.""Tijdens de Apollo-vluchten brachten de astronauten maar een paar dagen op de maan door, waarvan enkele uren buiten het ruimtetuig. Maar voortaan spreken we over een paar weken of maanden", vervolgt prof. Baatout. "Men wil een maandorp bouwen dat permanent bewoond zal worden, zij het niet altijd door dezelfde astronauten. Wat blootstelt aan veel hogere stralingsdosissen dan op het ISS.""We stellen alles in het werk om zicht te krijgen op de effecten van straling op de gezondheid van Europese en Russische ruimtereizigers die naar het ISS gaan. We nemen stalen van hun bloed, urine of speeksel af voor ze vertrekken, tijdens het verblijf en na hun terugkeer. De stalen worden in vitro bestraald. Op die manier verzamelen we gegevens over de intrinsieke stralingsgevoeligheid van iedere astronaut. We kijken hoe goed het lichaam de DNA-schade herstelt, wat voor iedere persoon anders is.""We hebben in Europa algemene normen, wetten en reglementen, maar we weten ook dat individuele eigenschappen relevant zijn. Daarom heeft het ESA een werkgroep voor gepersonaliseerde geneeskunde samengesteld, waaraan SCK·CEN meewerkt. De bedoeling is iedere astronaut advies te geven over de stralendosis die hij kan verdragen."Gelijklopend brengt het SCK·CEN dosimetrische gegevens binnen het ISS in kaart. "We meten nauwkeurig de stralingsdosissen rond het ISS en in alle lokalen van het station. Daarmee kunnen we door extrapolatie voorspellen welke risico's astronauten zouden lopen als ze voor verschillende maanden naar de maan reizen. We moeten er wel rekening mee houden dat er geen twee identieke missies bestaan. De stralingsdosis zal afhangen van de activiteit van de zon, het reistraject en de bepantsering van het ruimteschip."Prof. Baatout geeft nog aan dat naast de weerbaarheid van menselijke weefsels, ook die van geneesmiddelen in de ruimte wordt getest. "Intrigerend is dat geneesmiddelen zich in de ruimte niet op dezelfde manier gedragen als op Aarde. We moeten er zeker van zijn dat we ook in de ruimte doeltreffende behandelingen kunnen aanbieden."