...

De Colcorona-studie van de Canadese onderzoeker Jean-Claude Tardif en collega's vond hier en daar al weerklank begin januari toen de resultaten via een perscommuniqué naar buiten kwamen. In totaal werden 4.488 patiënten in deze multicentrische, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie op- genomen (1). Ze hadden een met PCR bewezen covid-19 of suggestieve symptomen. Bovendien hadden ze minstens één risicofactor voor een ongunstig verloop: een leeftijd hoger dan 70 jaar, obesitas, diabetes, niet-gecontroleerde hypertensie, hartfalen, coronarialijden, een lichaamstemperatuur ? 38,4°C of specifieke afwijkingen van het bloedbeeld (bicytopenie, pancytopenie, of de combinatie van verhoogde neutrofielen en een laag aantal lymfocyten). Over de hele populatie was er geen verschil tussen beide groepen voor het primaire eindpunt, namelijk overlijden of hospitalisatie. Maar als men alleen de 4.159 patiënten in overweging nam die een met PCR bewezen covid-19 hadden, trad er wel een significant verschil op in het voordeel van de behandeling met colchicine. In de behandelde groep bereikte 4,6% het primaire eindpunt, versus 6,0% in de controlegroep (p=0,042). Ambulante patiënten met covid-19 uit het ziekenhuis kunnen houden is een aantrekkelijk perspectief, omdat men met het vaccin niet iedereen kan beschermen. Toch voorspelt infectio- loog Clark D. Russell (universiteit van Edinburgh) in een commentaar dat colchicine wel nooit een eerstelijns- behandeling zal worden voor de be- handeling van covid-19 bij ambulante patiënten (2). Het effect is immers beperkt, zo zegt hij. Het number needed to treat (NNT) bedraagt 71. Toch is Colcorona volgens Russell niet zomaar een doodlopend spoor. Het verschil dat colchicine maakt, is klein maar reëel. Daardoor is er hoop dat krachtiger middelen een rem kunnen zetten op het traject dat sommige ge- infecteerde personen doorlopen van ambulante patiënt naar hospitalisatie en eventueel overlijden.Er bestaan duidelijke verschillen in inflammatoir profiel tussen patiënten die ambulant genezen van covid-19 en de groep die in het ziekenhuis terechtkomt. Zo zijn bijvoorbeeld interleukine 6 (IL6) en granulocyte-macrophage colony stimulating factor (GM-CSF) merkelijk verhoogd bij gehospita- liseerde patiënten ten opzichte van patiënten die ambulant blijven. Dat verschil is zelfs zichtbaar als men de minst zieke gehospitaliseerde patiënten (de groep die geen zuurstof nodig heeft) vergelijkt met ambulante patiënten. Het werd gemeten op hetzelfde tijdstip (7 dagen) bij patiënten zonder zuurstofnood en ambulante patiënten, wat de hypothese versterkt dat er hier sprake is van twee categorieën met een verschillende prognose.Sommige merkers van orgaanschade (zoals d-dimeren) stijgen tijdens de evolutie van ernstige covid-19, maar IL6 en GM-CSF blijven stabiel. Dit betekent allicht dat het inflammatoire traject al vastlag in de vroege fasen van de ziekte. Aangezien dexamethason en tocili- zumab een effect hebben aangetoond op de mortaliteit bij gehospitaliseerde patiënten, is het redelijk te veronderstellen dat een vroegtijdige anti-inflammatoire behandeling het inflammatoire proces kan afremmen nog voor het zoveel longschade veroorzaakt dat hospitalisatie met zuurstoftherapie onvermijdelijk wordt. De resultaten van de Colcorona-studie leveren het bewijs dat dit inderdaad kan.Het uittesten van andere anti-inflammatoire middelen in die vroege fase helpt mogelijk een ambulante behandeling te ontwerpen die hospitalisatie kan vermijden. Dat wordt echter een delicate evenwichtsoefening, want een krachtige remming van de inflammatie brengt het risico met zich mee dat de virale replicatie, eigen aan het begin van de ziekte, de vrije loop krijgt.