...

Onderzoek uit 2001 van Aysa September en medewerkers aan de universiteit van Ottawa wijst uit dat het welzijn van de 'bedriegers' - als we ze zo mogen noemen - op zes niveaus in het gedrang komt, nog maar los van potentiële comorbiditeit, zoals depressie, sociale fobie, burn-out, enzovoort. Een minder goede controle over de omgeving, moeilijkheden om zichzelf onvoorwaardelijk te aanvaarden, verlies van autonomie, een moeizame zelfontplooiing, minder goede relaties met derden en een vrij negatieve perceptie van de zin van het leven zijn het lot van de 'bedrieger'. De persoon lijdt niet aan een psychische afwijking in de klinische zin van het woord, maar veeleer aan een vorm van sociale angst die comorbide afwijkingen kan veroorzaken."Het bedriegerssyndroom is niet de oorzaak van persoonlijkheidsstoornissen, kan er soms wel een gevolg van zijn. Een vermijdende of afhankelijke persoonlijkheid kan er bijvoorbeeld van aan de basis liggen", zegt Kevin Chassangre, doctor in de psychopathologie en docent aan de universiteit van Toulouse. Hij is medeauteur van een boek over het bedriegerssyndroom (1). Ook perfectionisme, introversie, overgevoeligheid of een neurotische persoonlijkheid zijn een voedingsbodem voor het bedriegerssyndroom. Perfectionisme leidt er bijvoorbeeld toe dat de persoon aan zichzelf bijzonder hoge eisen stelt, waardoor hij zich nog veel moeilijker kan legitimeren, en zich daardoor gaat onderschatten. Onze 'bedriegers' hebben een bijzonder slecht zelfbeeld, en kunnen zichzelf als persoon maar moeilijk aanvaarden. Uitzonderlijker hebben ze een afkeer van zichzelf. Soms is er zelfs sprake van haat voor de eigen persoon. Pauline Clance van de universiteit van Georgia (VS) spreekt van de 'cyclus van de bedrieger'. Daarmee wil ze de aandacht vestigen op de vicieuze cirkel waarin mensen met het bedriegerssyndroom verzeild raken. Meer concreet...? Als de 'bedrieger' een professionele, familiale, sociale of andere taak moet opnemen, ervaart hij een heftige prestatieangst, omdat hij bang is om te falen, maar tegelijk ook om te slagen. Want laten we wel wezen: als hij slaagt, kan dat in zijn ogen alleen maar het resultaat zijn van geluk hebben of van andere externe omstandigheden. Als gevolg daarvan zal de 'bedrieger' kiezen tussen twee houdingen: zich voor honderd procent inzetten, om zijn angst tijdens het werk te bezweren, of talmen, zodat hij aan de angst ontkomt."Zowel de ene als de andere strategie staat gelijk met zelfsabotage", onderstreept Kevin Chassangre. "Maar welke strategie ook wordt ingezet, het resultaat zal uiteindelijk meestal succesvol blijken, want de persoon heeft de nodige vaardigheden voor wat hij doet. Hij zal uitstekend werk leveren, zich profileren als een onberispelijke vader of moeder, of als een vriend of vriendin op wie men kan rekenen. Maar hoe dan ook: daarna kijkt hij opnieuw aan tegen een verkeerde toewijzing van zijn succesvol werk, want dat is nu precies eigen aan het syndroom." Met andere woorden, als hij hard heeft gewerkt, zal hij denken dat hij dat heeft moeten doen omdat hij eigenlijk niet zo competent is als anderen wel beweren. En als hij het werk op de lange baan geschoven heeft, zal hij ervan uitgaan dat het goede resultaat aan toeval te wijten is. Nu moet men wel toegeven dat uitstellen en talmen gepaard gaan met een risico dat het werk mislukt of gedeeltelijk mislukt. In dat geval zal de 'bedrieger' ontevreden zijn met het resultaat, waardoor zijn angst om voor uitdagingen nog toeneemt. Men kan zich zelfs afvragen of uitstelgedrag niet onbewust bedoeld is om het werk net te doen mislukken, wat de persoon sterkt in zijn negatief zelfbeeld. Het bedriegerssyndroom komt voornamelijk voor bij jongvolwassenen, maar kan alle leeftijdscategorieën treffen. Kan het vanzelf verdwijnen? De Amerikaanse psychologe Valerie Young denkt dat men er nooit vanaf raakt. Men leert ermee leven en zorgt ervoor dat het zo weinig mogelijk hinder veroorzaakt. Een studie uit 2007 van Rory McElwee en Tricia Yurak van de Rowan University (VS) toont aan dat er ook goede kanten aan verbonden kunnen zijn zolang 'men het goed in de hand heeft': mensen die lijden aan het bedriegerssyndroom zouden nederiger en bescheidener zijn, en tot meer inzet in staat. Het bedriegerssyndroom is te wijten aan een vertekende cognitieve attributie waarbij de persoon zijn welslagen toeschrijft aan factoren die losstaan van zijn persoon, zoals bijvoorbeeld geluk hebben. Een mislukking, hoe klein ook, verwijt hij echter zichzelf. Die vertekening, die aan de basis ligt van de automatische gedachten gerelateerd aan het syndroom, zou zijn oorsprong vinden op kinderleeftijd. Dat werd voor het eerst aangetoond in de Verenigde Staten, door professor Clance en professor Imes. Daarna hebben verschillende studies gezocht naar functionele patronen binnen het gezin die het ontstaan van het syndroom kunnen verklaren. Er zouden er vier zijn. Elk daarvan zou een bron zijn van destabiliserende of verkeerd geïnterpreteerde signalen die bij het kind stapsgewijs een negatief beeld van de eigen competenties tot stand brengen. In het eerste schema blijft het kind van positieve bekrachtiging verstoken. Het komt bijvoorbeeld thuis met uitstekende schoolresultaten, maar de ouders feliciteren het daarvoor nooit. "Het kind krijgt geen waardering voor zijn vaardigheden of intelligentie", commentarieert Kevin Chassangre. "Daardoor heeft het moeite om zich een realistisch beeld te vormen van zijn persoonlijke waarden, en om zijn welslagen aan zijn eigen kwaliteiten toe te schrijven."Ook een situatie waarbij het kind opgehemeld wordt, is gevaarlijk. "Hier zal het kind zich het idee eigen maken dat het altijd onfeilbaar moet slagen om liefde te krijgen. Als het werk eens minder succesvol uitvalt, zal het kind het gevoel krijgen dat iedereen hem overschat." In het derde schema kijkt het kind aan tegen uiteenlopende opinies over zijn kunnen. Dat doet zich bijvoorbeeld voor als de ouders oordelen dat het kind maar matig presteert in een bepaald domein, terwijl dat verschilt of helemaal haaks staat op de visie van de leraars, die een veel positiever oordeel vellen. Wie heeft gelijk, als er dan al iemand gelijk heeft? "In een dergelijke situatie bestaat het risico dat het kind zich aansluit bij het oordeel van zijn ouders, omdat die zijn rolmodellen zijn. Of: omdat het in zijn aard ligt vooral aandacht te hebben voor negatieve signalen", zegt Kevin Chassagne. Het kind kan ook zichzelf gaan onderschatten onder invloed van vergelijkingen met broers of zussen die in zijn nadeel uitvallen.Als het kind ongewone gaven heeft - bijvoorbeeld, als het hoogbegaafd is -, zullen de ouders soms slecht op die bijzondere eigenschappen reageren. Zodra het kind begrepen heeft dat zijn hoogbegaafdheid het smeden van affectieve banden in de weg staat, kan het soms zijn authenticiteit gaan wegmoffelen. In dit vierde en laatste schema zal het zich dus een 'vals zelf' eigen maken om aan de verwachtingen te beantwoorden. Het kind wordt zo verplicht zichzelf te onderschatten. Soms kan een 'bedrieger' zijn syndroom onder controle krijgen en ermee leren omgaan. Lukt dat niet, dan kan cognitieve gedragstherapie een uitweg bieden. "Er bestaan geen gestandaardiseerde protocollen om het bedriegerssyndroom te behandelen", zegt Kevin Chassagne. "Maar op basis van wetenschappelijke ervaring zal de therapeut werken rond de faalangst, de angst voor welslagen en de schuldgevoelens van de persoon. Er moeten ook afdoende maatregelen worden getroffen om te vermijden dat de persoon ofwel zich uitslooft, ofwel het werk op de lange baan schuift. De behandeling beoogt een betere controle van de stress en de angst, alsook het induceren van werkbare attributieprocessen, waarbij de persoon nadenkt over de echte factoren die welslagen bepalen. Zelfbewustzijn moet versterkt worden. De persoon moet zijn masker afwerpen en zich authentieker gaan gedragen, door een doortastende kijk op perfectionisme, waarbij de tweespalt tussen alles of niets vermeden wordt." Kevin Chassagne concludeert: "Globaal beoogt de behandeling een grote psychologische flexibiliteit en een breder gedragsmatig repertoire. De kern van de zaak is een onvoorwaardelijk aanvaarden van de eigen persoon, die niet langer afhankelijk mag zijn van zijn prestaties om zich als een volwaardig individu te beschouwen. De persoon moet streven naar het verwerven van een intrinsiek gevoel van eigenwaarde, waaraan geen voorwaarden verbonden zijn." In sommige gevallen is het nodig eerst sommige comorbiditeiten (sociale fobie, depressie, enzovoort) te behandelen.