...

Dat zei professor Michel Deneyer, Nederlandstalig ondervoorzitter van de nationale raad, op het symposium 'agressie in de zorg' dat de Orde der artsen onlangs organiseerde. In de discussie met de zaal toonde hij begrip voor het 'vrij categorieke' standpunt van de Gegevensbeschermingsautoriteit. "Er is een wetgevend kader nodig voor de aanleg van een zwarte lijst. Privacy is een grondrecht. Maar je moet dit afwegen tegen het recht op zorg en gezondheid. En wie heeft er in de context van de huisartsgeneeskunde het meeste nood aan een huisbezoek? De meest kwetsbaren, ouderen, mensen zonder wagen enz. De afweging maken is belangrijk, dat is het verschil tussen wet, ethiek en deontologie. En dus begrijp ik dat huisartsenkringen en wachtdiensten in de praktijk zeer vaak mondeling de namen doorgeven van straten, huizen of personen waar er problemen zijn." In zijn uiteenzetting stond Michel Deneyer stil bij het agressiemeldpunt, 'Arts in Nood', van de Orde der artsen. Dat bestaat sinds juni 2016. Het aantal meldingen beperkt zich tot een zestigtal per jaar. Deneyer: "Dat is zeer weinig. Dit jaar zien we wel een geweldige stijging. Vandaag (20 oktober, n.v.d.r.) gaat het al over 152 meldingen. In 2023 ronden we dus zeker de kaap van de tweehonderd. Het aantal stijgt doordat de pers er aandacht aan besteedt. Toch blijft dit nog steeds beperkt." In 60% van de gevallen gaat het over verbaal geweld (schelden, roepen, tieren,...), 21% heeft betrekking op psychologische agressie (stalking, reputatie beschadigen,...), 15% betreft fysiek en 3% seksueel geweld. De meeste meldingen bij Arts in Nood komen van huisartsen. Ziekenhuisspecialisten zijn slechts goed voor 8%. Deneyer vergelijkt dit met de resultaten van de omvangrijke agressie-enquête van de VUB uit 2017. Daaraan namen 3.726 artsen deel en het onderzoek werd in de BMJ gepubliceerd. Ziekenhuisspecialisten waren in de VUB-studie goed voor 36% van de agressiegevallen, vooral spoed en psychiatrie lopen een hoog risico. "Veel ziekenhuizen beschikken over een lokaal meldpunt. De resultaten daarvan worden echter niet samengelegd en dat verklaart deels het verschil in cijfers met Arts in Nood", legt Deneyer uit. De helft van de gevallen bij Arts in Nood doet zich voor in de consultatieruimte en de wachtzaal. Voorts gaat het over digitale en telefonische agressie of over berichten via mail. Van de daders is 54% een gekende patiënt die een vertrouwensrelatie heeft met de huisarts met wie hij een heel traject aflegde. Michel Deneyer: "Opvallend is dat 19% van de daders een psychiatrisch en 4% een crimineel verleden heeft. Maar de voorgeschiedenis van de meeste agressieve patiënten is blanco. En dus zijn ze moeilijk te 'oormerken' via bijvoorbeeld een zwarte lijst." Agressie houdt meestal verband met ontevredenheid over de tussenkomst van de arts. De VUB-studie gewaagt in 10% van een attitudeprobleem. "Daar kunnen we als arts dus iets aan doen. Andere redenen zijn de niet ingewilligde vraag naar voorschriften en attesten voor arbeidsongeschiktheid, te lange wachttijden, te hoge honoraria enz." Artsen die met agressie geconfronteerd werden, houden daar in mindere of meerdere mate psychologische schade aan over. Met name gaat het dan over slapeloosheid, angst, een depressie of een burn-out. "Vaak doen ze hun werk minder goed. Het gaat dus eigenlijk ten koste van de andere patiënten." Tussen de VUB-studie en de statistieken van Arts in Nood zijn er aanzienlijke verschillen. "De VUB-enquête toonde aan dat 84,4% van de artsen tijdens hun carrière een vorm van agressie ondervonden, 36,8% daarvan had tijdens het laatste jaar plaats", aldus Deneyer. Vergeleken met Arts in Nood was er minder sprake van verbale agressie maar meer van fysische, psychische en seksuele agressie. Michel Deneyer: "Een extrapolatie van de VUB-enquête - 36% van de 36.000 actieve artsen had problemen tijdens het jaar voor de peiling - betekent dat Arts in Nood jaarlijks circa 13.000 meldingen zou moeten binnenkrijgen..." Het werkelijke aantal ligt echter veel en veel lager. Volgens Deneyer vooral omdat artsen snel vergeten en vergeven. "80% meldt niets. Ook omdat het vaak gaat over patiënten in moeilijke situaties, omwille van verzekeringstoestanden enz." Wat eveneens speelt is dat Arts in Nood onvoldoende bekend is. Daarom pleit de ondervoorzitter van de Orde voor blijvende sensibilisatie. "Per beroepsgroep apart zou agressie gemeld moeten worden. Die meldingen kunnen dan gecentraliseerd worden. Want meten is weten. Enkel zo kunnen we oplossingen zoeken en de impact van genomen maatregelen nagaan. Het blijft moeilijk. Er is het grondwettelijke recht op zorg maar artsen moeten ook hun fysieke en psychische integriteit bewaken en hun werk graag, vrank en vrij kunnen blijven doen", besluit professor Michel Deneyer.