...

Professor em. huisartsgeneeskunde Jan De Maeseneer (UGent) vindt dat uit de peiling een grote sociale oriëntatie naar voren komt. "Vooral bij artsen, bij de apothekers is het wat minder. Alleszins een pluspunt voor de geneeskunde." Wel plaatst hij kanttekeningen bij sommige vragen - "moeilijk correct in te vullen door huisartsen uit wijkgezondheidscentra omdat ze in een forfaitair betalingssysteem werken" -, de beperkte respons - "dit is geen burning topic" - en het profiel van de respondenten - "allicht antwoordden vooral mensen met een positieve affiniteit voor het onderwerp". Hartverwarmend is alleszins dat artsen en apothekers niet aan 'victim blaming' doen. Drie vierde is het oneens met de stelling dat mensen in armoede daarvoor zelf verantwoordelijk zijn. "De oorzaken zijn structureel en dus zijn structurele maatregelen nodig", aldus De Maeseneer. Zelf geven de respondenten terecht aan dat oplossingen zich vaak buiten de zorg situeren. "Goede woningen, een hoger minimumloon en andere achterliggende oorzaken hebben een positief effect op de gezondheid. Artsen stappen pas op het einde in het verhaal, als mensen ziek zijn", zegt hij. Uiteraard kan de sector zelf er ook wat aan doen. De Gentse prof verwijst naar de Britse NHS. "Elke burger schrijft zich daar bij aankomst in een nieuwe woonplaats binnen de 14 dagen in bij een huisartsenpraktijk. In België kunnen we via het GMD ook een structurele band bereiken. Iedereen is verbonden en we weten wie voor wie verantwoordelijk is. De correlatie tussen het hebben van een GMD en vaccinatie tegen covid was bijvoorbeeld duidelijk tijdens de pandemie." Verder zijn de regeling derde betaler, het afschaffen van remgelden en supplementen enz. belangrijk om de zorgtoegankelijkheid te verhogen. "Artsen staan daarvoor open", verheugt De Maeseneer zich over de enquêteresultaten. "De regeling derde betaler is goed ingeburgerd." Wel geven respondenten terecht aan dat de verantwoordelijkheid voor de (interdisciplinaire) aanpak van armoede erg versnipperd zit over federale en regionale niveaus, Riziv, ziekenfondsen enz. "Positief is dat de artsensyndicaten nu wel veel meer voor het thema armoede open staan." Heel wat vragen leven er rond informatie en opleiding. "Het gros van de artsen die antwoordden, is ouder dan 50 maar het gebrek aan kennis over armoede blijft pijnlijk. Men weet niet hoe het in elkaar zit. Er is ruimte om het curriculum te verbeteren. Aan de UGent trekken studenten al sinds 2000 een week naar kansarme wijken. Zo maak je de problematiek concreet. Bij apothekers heeft armoede veel te maken met toegankelijkheid, geneesmiddelenprijzen en therapietrouw. Een reeks studiedagen over armoede zou inderdaad nuttig zijn." De meesten vinden het niet eenvoudig om met mensen in armoede te werken. Jan De Maeseneer beaamt: "Het is complex en soms frustrerend. De uitdaging is om samen met de patiënt kleine stapjes te zetten." Dat vele artsen bereid zijn om gratis te werken en dat artsen en apothekers patiënten informeren over de kosten. ("dat vergt een inspanning"), geeft volgens de Gentse hoogleraar aan "dat ze gesensibiliseerd en betrokken zijn en het hart op de juiste plaats hebben". Het voorkeurstarief geeft enkel een indicatie van armoede. De Maeseneer pleit voor een beter instrument om armoede op te sporen. "Niet eenvoudig want heel wat elementen - geestelijke gezondheid, financiën, woonomstandigheden enz. - spelen daarin een rol." Hij onthoudt uit de peiling ook dat artsen en apothekers meer en beter willen samenwerken en communiceren met de sociale sector (OCMW bv.). "De sociale component vindt men belangrijk. Er is verbinding en integratie nodig van gezondheid en welzijn. Die weg gaat Vlaanderen ook op met de eerstelijnszones." Nog goed nieuws is tot slot dat politici niet bang hoeven te zijn om innovatieve voorstellen te doen. "Twintig jaar geleden bestond er een spanningsveld tussen beleid en artsen en apothekers. Vandaag zijn beide beroepsgroepen bereid stappen te zetten. Er kan gepraat worden. Artsen stellen niet langer dat armoede hun probleem niet is."