De mondmaskerplicht vanaf zes jaar lokt heel wat debat uit. Terecht stellen we ons vragen bij de impact hiervan op de ontwikkeling van jongere kinderen. Evenwel is de termijn te kort om deze vraag wetenschappelijk onderbouwd te beantwoorden. Toepassen van het voorzichtigheidsprincipe is gerechtvaardigd, echter dienen we ons te behoeden voor doemscenario's die eerder op emotionele dan wel rationele gronden gestoeld zijn.

De situatie is zoals ze is, en we bevinden ons momenteel in een fase waarin scholen hetzij gedwongen dan wel vervroegd sluiten of gesloten werden. Over de impact van déze onderbrekingen pikken we reeds verontrustende signalen op. Op basis van de huidige wetenschappelijke evidentie moet het openhouden van scholen de primordiale betrachting zijn. Mondmaskers hebben bewezen een krachtig instrument te zijn in het doorbreken van virustransmissie, mits ze goed gedragen worden.

Dit laatste kan men in vraag stellen bij sommige zesjarigen, en maakt een verdere verlaging van de leeftijdsgrens voor de mondmaskerplicht weinig zinvol. De ondergrens bij het eerste leerjaar biedt het voordeel van de duidelijkheid, wat een belangrijke voorwaarde is voor een vlotte implementatie van deze maatregel.

Over wie ik me wél zorgen maak, zijn de kinderen wiens ouders aangaven de mondmaskerplicht niet te zullen naleven

Een mondmasker dragen is niet fijn. Tegen een argument als 'of we kinderen hier wel mee moeten lastigvallen' werp ik de vraag op 'of alles steeds fijn hoeft te zijn'? Het leven is immers niet altijd 'leuk'. Kinderen moeten hiermee leren omgaan.

Dit kan op een gedoseerde manier, bijvoorbeeld door het invoeren van zogenaamde mondmaskerpauzes. Het 'niet-fijne' karakter van deze maatregel kan dan ook deel uitmaken van een noodzakelijk pedagogisch proces. Immers vrees ik dat in onze maatschappij soms te veel de nadruk ligt op het 'leuke' en 'boeiende'. Kinderen mogen ongenoegen uiten, maar dienen ook te leren dat sommige dingen nu eenmaal moéten, ook al is het niet aangenaam.

Ik meen dat de langetermijneffecten van het dragen van mondmaskers gedurende een gelimiteerde periode voor de grote meerderheid van de kinderen beperkt zijn, zeker wanneer dit wordt afgewogen tegen het open houden van scholen.

Over wie ik me wél zorgen maak, zijn de kinderen wiens ouders aangaven de mondmaskerplicht niet te zullen naleven. Deze kinderen worden voor de onmogelijke keuze tussen hun ouders en de school gesteld. Het feit dat de Raad van State het aanvechten van de mondmaskerplicht voor kinderen verwerpt, is slechts een pyrrusoverwinning met het kind als dupe.

Gemaskerd op school wordt het kind namelijk achtervolgd door schuldgevoelens en loyaliteitsconflicten, en thuis wordt het opgelegde beleid verketterd. De analogie met een vechtscheidingssituatie lijkt evident. Over de verwoestende impact hiervan op kinderen bestaat intussen wél ruim wetenschappelijke bewijs.

Frustratie en bezorgdheden omtrent de mondmaskerplicht in de gehele lagere school zijn invoelbaar, en het debat moet gevoerd. Echter staat men niet steeds stil bij het feit dat (de heftigheid van) het debat meer schade kan aanrichten dan de eigenlijke regel.

Pas wanneer 'de maskers afvallen' voorbij de acute fase van de pandemie, kan de impact van deze en andere maatregelen opgemaakt worden. Laat ons intussen alvast vermijdbare schade tot een minimum beperken. Hierbij verwijs ik ook naar mogelijk nakende conflicten tussen opvoedingsfiguren onderling, overheid of onderwijs betreffende de vaccinatie van jonge kinderen.

De mondmaskerplicht vanaf zes jaar lokt heel wat debat uit. Terecht stellen we ons vragen bij de impact hiervan op de ontwikkeling van jongere kinderen. Evenwel is de termijn te kort om deze vraag wetenschappelijk onderbouwd te beantwoorden. Toepassen van het voorzichtigheidsprincipe is gerechtvaardigd, echter dienen we ons te behoeden voor doemscenario's die eerder op emotionele dan wel rationele gronden gestoeld zijn. De situatie is zoals ze is, en we bevinden ons momenteel in een fase waarin scholen hetzij gedwongen dan wel vervroegd sluiten of gesloten werden. Over de impact van déze onderbrekingen pikken we reeds verontrustende signalen op. Op basis van de huidige wetenschappelijke evidentie moet het openhouden van scholen de primordiale betrachting zijn. Mondmaskers hebben bewezen een krachtig instrument te zijn in het doorbreken van virustransmissie, mits ze goed gedragen worden. Dit laatste kan men in vraag stellen bij sommige zesjarigen, en maakt een verdere verlaging van de leeftijdsgrens voor de mondmaskerplicht weinig zinvol. De ondergrens bij het eerste leerjaar biedt het voordeel van de duidelijkheid, wat een belangrijke voorwaarde is voor een vlotte implementatie van deze maatregel. Een mondmasker dragen is niet fijn. Tegen een argument als 'of we kinderen hier wel mee moeten lastigvallen' werp ik de vraag op 'of alles steeds fijn hoeft te zijn'? Het leven is immers niet altijd 'leuk'. Kinderen moeten hiermee leren omgaan. Dit kan op een gedoseerde manier, bijvoorbeeld door het invoeren van zogenaamde mondmaskerpauzes. Het 'niet-fijne' karakter van deze maatregel kan dan ook deel uitmaken van een noodzakelijk pedagogisch proces. Immers vrees ik dat in onze maatschappij soms te veel de nadruk ligt op het 'leuke' en 'boeiende'. Kinderen mogen ongenoegen uiten, maar dienen ook te leren dat sommige dingen nu eenmaal moéten, ook al is het niet aangenaam. Ik meen dat de langetermijneffecten van het dragen van mondmaskers gedurende een gelimiteerde periode voor de grote meerderheid van de kinderen beperkt zijn, zeker wanneer dit wordt afgewogen tegen het open houden van scholen.Over wie ik me wél zorgen maak, zijn de kinderen wiens ouders aangaven de mondmaskerplicht niet te zullen naleven. Deze kinderen worden voor de onmogelijke keuze tussen hun ouders en de school gesteld. Het feit dat de Raad van State het aanvechten van de mondmaskerplicht voor kinderen verwerpt, is slechts een pyrrusoverwinning met het kind als dupe. Gemaskerd op school wordt het kind namelijk achtervolgd door schuldgevoelens en loyaliteitsconflicten, en thuis wordt het opgelegde beleid verketterd. De analogie met een vechtscheidingssituatie lijkt evident. Over de verwoestende impact hiervan op kinderen bestaat intussen wél ruim wetenschappelijke bewijs. Frustratie en bezorgdheden omtrent de mondmaskerplicht in de gehele lagere school zijn invoelbaar, en het debat moet gevoerd. Echter staat men niet steeds stil bij het feit dat (de heftigheid van) het debat meer schade kan aanrichten dan de eigenlijke regel. Pas wanneer 'de maskers afvallen' voorbij de acute fase van de pandemie, kan de impact van deze en andere maatregelen opgemaakt worden. Laat ons intussen alvast vermijdbare schade tot een minimum beperken. Hierbij verwijs ik ook naar mogelijk nakende conflicten tussen opvoedingsfiguren onderling, overheid of onderwijs betreffende de vaccinatie van jonge kinderen.