Niet zo heel lang geleden, toen de pediatrieafdelingen nog geteisterd werden door het RS-virus in de wintermaanden en ik nog een opleiding volgde tot kinderarts, lag er op de afdeling een baby van enkele maanden met een bronchiolitis. De zuigeling had een duidelijke tachypneu en krappe zuurstofsaturaties.

Om het kind te ondersteunen werd besloten om zuurstofsuppletie via een neusbril te geven. De moeder verwijderde echter telkens weer die neusbril, ondanks dat ze erop gewezen was dat zuurstof nu belangrijk was voor haar kind. Wanneer de verpleegkundige vroeg waarom ze dit deed, antwoordde ze dat ze bang was dat haar kind zou overlijden door de zuurstof. Waar zij was opgegroeid, had zij alleen zuurstofsuppletie gezien bij patiënten die zo ziek waren dat ze uiteindelijk aan hun aandoening overleden. Voor haar stond zuurstof gelijk aan de dood. Haar verleden kleurde haar beleving van het heden.

De perceptie van een patiënt, van zijn ouders, van zijn naasten kan er inderdaad heel anders uitzien dan wat de arts observeert. Beide belevingen worden beïnvloed door voorafgaande ervaringen, door voorkennis, door verwachtingen, door emoties, door sociale, economische en culturele factoren. Het perspectief van de patiënt kan ervoor zorgen dat hij een broodnodige therapie weigert, zoals de moeder van het kind met bronchiolitis. Het perspectief van de arts kan onbedoeld leiden tot een verkeerde diagnose of behandeling.

De perceptie van een patiënt, van zijn ouders, van zijn naasten kan er heel anders uitzien dan wat de arts observeert

Beide scenario's zijn gelukkig niet onvermijdbaar. Om het eigen perspectief bij te schaven, is het belangrijk om voldoende kennis te hebben. Ik stootte onlangs op een rondvraag waarin gepeild werd naar hoeveel foto's van huidaandoeningen op een zwarte huid er getoond werden in een cursus dermatologie in een Europese universiteit. Schrikbarend weinig, zo blijkt. Opleiding speelt echter een belangrijke rol. Een arts kan enkel zien wat hij (her)kent. Wie weet dat een Kawasakisyndroom vaker voorkomt bij de Aziatische bevolking, zal sneller de juiste behandeling kunnen opstarten, zelfs al beantwoordt het klinisch beeld niet volledig aan de klassieke criteria.

Uiteraard is het onmogelijk voor een arts om alle levenservaringen te delen met zijn patiënten. Om zich te kunnen inleven in de leefwereld van de patiënt is dit dan ook geen vereiste. Wat wel belangrijk is, is een nieuwsgierige geest en de absolute wil om de patiënt te begrijpen. De juiste attitude en de juiste opleiding vormen dan een prisma, dat de lichtstraal precies goed breekt om het spectrum van de realiteit te kunnen bewonderen.

De auteur schrijft in eigen naam.

Niet zo heel lang geleden, toen de pediatrieafdelingen nog geteisterd werden door het RS-virus in de wintermaanden en ik nog een opleiding volgde tot kinderarts, lag er op de afdeling een baby van enkele maanden met een bronchiolitis. De zuigeling had een duidelijke tachypneu en krappe zuurstofsaturaties.Om het kind te ondersteunen werd besloten om zuurstofsuppletie via een neusbril te geven. De moeder verwijderde echter telkens weer die neusbril, ondanks dat ze erop gewezen was dat zuurstof nu belangrijk was voor haar kind. Wanneer de verpleegkundige vroeg waarom ze dit deed, antwoordde ze dat ze bang was dat haar kind zou overlijden door de zuurstof. Waar zij was opgegroeid, had zij alleen zuurstofsuppletie gezien bij patiënten die zo ziek waren dat ze uiteindelijk aan hun aandoening overleden. Voor haar stond zuurstof gelijk aan de dood. Haar verleden kleurde haar beleving van het heden. De perceptie van een patiënt, van zijn ouders, van zijn naasten kan er inderdaad heel anders uitzien dan wat de arts observeert. Beide belevingen worden beïnvloed door voorafgaande ervaringen, door voorkennis, door verwachtingen, door emoties, door sociale, economische en culturele factoren. Het perspectief van de patiënt kan ervoor zorgen dat hij een broodnodige therapie weigert, zoals de moeder van het kind met bronchiolitis. Het perspectief van de arts kan onbedoeld leiden tot een verkeerde diagnose of behandeling. Beide scenario's zijn gelukkig niet onvermijdbaar. Om het eigen perspectief bij te schaven, is het belangrijk om voldoende kennis te hebben. Ik stootte onlangs op een rondvraag waarin gepeild werd naar hoeveel foto's van huidaandoeningen op een zwarte huid er getoond werden in een cursus dermatologie in een Europese universiteit. Schrikbarend weinig, zo blijkt. Opleiding speelt echter een belangrijke rol. Een arts kan enkel zien wat hij (her)kent. Wie weet dat een Kawasakisyndroom vaker voorkomt bij de Aziatische bevolking, zal sneller de juiste behandeling kunnen opstarten, zelfs al beantwoordt het klinisch beeld niet volledig aan de klassieke criteria.Uiteraard is het onmogelijk voor een arts om alle levenservaringen te delen met zijn patiënten. Om zich te kunnen inleven in de leefwereld van de patiënt is dit dan ook geen vereiste. Wat wel belangrijk is, is een nieuwsgierige geest en de absolute wil om de patiënt te begrijpen. De juiste attitude en de juiste opleiding vormen dan een prisma, dat de lichtstraal precies goed breekt om het spectrum van de realiteit te kunnen bewonderen.