Enkele dagen geleden vertelde een vriendin dat ze binnenkort onder het mes moest. Ze heeft een voorstadium van baarmoederhalskanker, en wist zelfs nog hoe het in medische termen heette.

Uiteraard bracht ze die boodschap niet volledig onbezorgd. Ik schrok ervan hoe snel de statistieken uit de lessen gynaecologie in m'n hoofd opdoken: slechts een paar procent van dat soort letsels wordt uiteindelijk kanker. Daarenboven kan het met een procedure die nog geen tien minuten duurt volledig weggenomen worden, als het al niet vanzelf verdwijnt.

In alle eerlijkheid, ik voelde me wat beschaamd dat die cijfers zo snel volgden na mijn eerste, empathische reactie. Al is het wel begrijpelijk, na bijna vijf jaar zo'n kennis in mijn hoofd te stampen. Het toont alleszins hoe geneeskunde studeren een mens kan aantasten, ik maakte me een weinig zorgen bij een diagnose die al snel heel wat bezorgdheid veroorzaakte bij die vriendin in kwestie en kan veroorzaken bij patiënten in het algemeen.

Tijdens communicatielessen wordt er vaak gesproken over het "artsenspoor" en het "patiëntenspoor": hoe kijkt de arts versus de patiënt naar bijvoorbeeld een diagnose van zo'n baarmoederhalsletsel, en wat willen beiden bereiken.

Die theorie wordt al eens op half onderdrukt gezucht onthaald, maar hier worden die sporen voor mij toch pijnlijk duidelijk. Puur statistisch is zo'n diagnose inderdaad weinig reden tot onrust, horen dat je een voorstadium van kanker hebt, is dat allerminst.

Puur statistisch is zo'n diagnose inderdaad weinig reden tot onrust, horen dat je een voorstadium van kanker hebt is dat allerminst

Nu, een persoonlijke bias speelt ook mee. Het toeval wil dat ik nu op gynaecologie stage loop en enkele dagen voor bovenstaande gebeurtenis zelf zo'n ingreep mee gevolgd had. Die verliep effectief zeer vlot en met, ook na de ingreep, weinig pijn. Had ik iemand gekend die baarmoederhalskanker had, of was de ingreep die ik mee volgde een pak moeizamer gelopen, had ik hier wellicht heel anders over gedacht.

Vooringenomenheid, of bias, is een lelijk ding. nOderzoek in de VS toonde bijvoorbeeld al aan dat artsen en verpleegkundigen minder geneigd zijn pijnmedicatie aan een zwarte persoon te geven dan aan een blanke persoon met een identiek klinisch beeld.

Pijnlijk ironisch is dat dit element Afro-Amerikanen net een deel beschermd heeft van de opiatencrisis in de VS, zorgverleners bleken voor die bevolkingsgroep effectief minder kwistig te zijn met dergelijke pijnmedicatie, wat wellicht meer dan 10.000 overlijdens aan opiaten heeft voorkomen (maar ook geleid heeft tot een systematische onderbehandeling van pijn bij die bevolkingsgroep).

Persoonlijke bias kan misschien ook iets positief zijn. Ik betwijfel of ik ooit aan een vrouw ga moeten meedelen dat ze een "voorstadium van baarmoederhalskanker" heeft, maar mocht dat toch het geval zijn zal ik dat misschien met net iets meer empathie en zorgvuldigheid doen dan wanneer ik zelf nooit iemand zou hebben gekend met deze diagnose. Een zorgverlener die door persoonlijke ervaringen thuis is in problemen in verband met gender en identiteit kan die mogelijks sneller oppikken en er de nodige aandacht aan schenken.

Er valt veel te leren uit boeken, maar om inzicht in persoonlijke bias te krijgen en de visie van een patiënt op een bepaalde diagnose of behandeling door te hebben is dat lang niet voldoende

Ik vind het niet makkelijk om dat "patiëntenspoor" steeds door te hebben. Op een huisartsenstage werd ik er bijvoorbeeld fijntjes op gewezen dat iets simpels als een cholesterolverlagend medicijn opstarten wel betekent dat de patiënt in kwestie wellicht de rest van hun leven medicatie zal slikken voor een probleem waar hij of zij helemaal niets van voelt.

Er valt veel te leren uit boeken, maar om inzicht in persoonlijke bias te krijgen en de visie van een patiënt op een bepaalde diagnose of behandeling door te hebben is dat lang niet voldoende.

Af en toe eens geconfronteerd worden met zo'n vooringenomenheid of gebrekkig inzicht in een patiëntenspoor kan hier veel aan bijdragen, en laat de stages daar nu eens dé perfecte setting voor zijn!

Enkele dagen geleden vertelde een vriendin dat ze binnenkort onder het mes moest. Ze heeft een voorstadium van baarmoederhalskanker, en wist zelfs nog hoe het in medische termen heette. Uiteraard bracht ze die boodschap niet volledig onbezorgd. Ik schrok ervan hoe snel de statistieken uit de lessen gynaecologie in m'n hoofd opdoken: slechts een paar procent van dat soort letsels wordt uiteindelijk kanker. Daarenboven kan het met een procedure die nog geen tien minuten duurt volledig weggenomen worden, als het al niet vanzelf verdwijnt.In alle eerlijkheid, ik voelde me wat beschaamd dat die cijfers zo snel volgden na mijn eerste, empathische reactie. Al is het wel begrijpelijk, na bijna vijf jaar zo'n kennis in mijn hoofd te stampen. Het toont alleszins hoe geneeskunde studeren een mens kan aantasten, ik maakte me een weinig zorgen bij een diagnose die al snel heel wat bezorgdheid veroorzaakte bij die vriendin in kwestie en kan veroorzaken bij patiënten in het algemeen. Tijdens communicatielessen wordt er vaak gesproken over het "artsenspoor" en het "patiëntenspoor": hoe kijkt de arts versus de patiënt naar bijvoorbeeld een diagnose van zo'n baarmoederhalsletsel, en wat willen beiden bereiken. Die theorie wordt al eens op half onderdrukt gezucht onthaald, maar hier worden die sporen voor mij toch pijnlijk duidelijk. Puur statistisch is zo'n diagnose inderdaad weinig reden tot onrust, horen dat je een voorstadium van kanker hebt, is dat allerminst.Nu, een persoonlijke bias speelt ook mee. Het toeval wil dat ik nu op gynaecologie stage loop en enkele dagen voor bovenstaande gebeurtenis zelf zo'n ingreep mee gevolgd had. Die verliep effectief zeer vlot en met, ook na de ingreep, weinig pijn. Had ik iemand gekend die baarmoederhalskanker had, of was de ingreep die ik mee volgde een pak moeizamer gelopen, had ik hier wellicht heel anders over gedacht.Vooringenomenheid, of bias, is een lelijk ding. nOderzoek in de VS toonde bijvoorbeeld al aan dat artsen en verpleegkundigen minder geneigd zijn pijnmedicatie aan een zwarte persoon te geven dan aan een blanke persoon met een identiek klinisch beeld. Pijnlijk ironisch is dat dit element Afro-Amerikanen net een deel beschermd heeft van de opiatencrisis in de VS, zorgverleners bleken voor die bevolkingsgroep effectief minder kwistig te zijn met dergelijke pijnmedicatie, wat wellicht meer dan 10.000 overlijdens aan opiaten heeft voorkomen (maar ook geleid heeft tot een systematische onderbehandeling van pijn bij die bevolkingsgroep). Persoonlijke bias kan misschien ook iets positief zijn. Ik betwijfel of ik ooit aan een vrouw ga moeten meedelen dat ze een "voorstadium van baarmoederhalskanker" heeft, maar mocht dat toch het geval zijn zal ik dat misschien met net iets meer empathie en zorgvuldigheid doen dan wanneer ik zelf nooit iemand zou hebben gekend met deze diagnose. Een zorgverlener die door persoonlijke ervaringen thuis is in problemen in verband met gender en identiteit kan die mogelijks sneller oppikken en er de nodige aandacht aan schenken.Ik vind het niet makkelijk om dat "patiëntenspoor" steeds door te hebben. Op een huisartsenstage werd ik er bijvoorbeeld fijntjes op gewezen dat iets simpels als een cholesterolverlagend medicijn opstarten wel betekent dat de patiënt in kwestie wellicht de rest van hun leven medicatie zal slikken voor een probleem waar hij of zij helemaal niets van voelt.Er valt veel te leren uit boeken, maar om inzicht in persoonlijke bias te krijgen en de visie van een patiënt op een bepaalde diagnose of behandeling door te hebben is dat lang niet voldoende. Af en toe eens geconfronteerd worden met zo'n vooringenomenheid of gebrekkig inzicht in een patiëntenspoor kan hier veel aan bijdragen, en laat de stages daar nu eens dé perfecte setting voor zijn!