...

De resultaten geven een beeld van het gebruik van e-health in ons land en de houding daartegenover. Er werden voor de verschillende doelgroepen ook focusgroepen georganiseerd over e-health - in samenwerking met het KCE en WeLL. Die vonden in september 2020 plaats over Zoom en MS Teams. Een inspiratiebron voor de Belgische eHealthMonitor was het Nederlandse equivalent uit 2018 van Nictiz en Nivel. In een begeleidend interview bij de publicatie (op de website) merkt een van de auteurs, professor An Jacobs (VUB-SMIT), op dat het Belgische gezondheidslandschap een stuk complexer is dan het Nederlandse. In ons land heb je drie regio's die verschillen wat het gebruik en de houding tegenover e-health betreft. Zowel huisartsen als specialisten in Vlaanderen maken in de regel iets meer gebruik van de mogelijkheden van e-health. Naar de oorsprong van deze verschillen wordt evenwel niet gezocht. Dat de registratie van vaccins (Vaccinnet/e-vax) en het gebruik van het medicatieschema in Vlaanderen meer ingeburgerd zijn dan in Wallonië en Brussel, weerspiegelt overigens een ander kenmerk van de complexiteit van België: de verschillende regio's implementeren e-healthtoepassingen soms in een verschillend tempo. Dat verschil in beleid stipt An Jacobs terloops ook aan. Wat de specialisten betreft: 79% in Vlaanderen gebruikte in 2019 uitsluitend of vooral een elektronisch dossier tegenover 71% in Wallonië en 73% in Brussel. Specialisten (69%) geven vaker aan dan huisartsen (44%) dat ze meer opleiding nodig hebben om e-diensten te kunnen gebruiken. Waalse en Brusselse artsen geven vaker een opleidingsbehoefte aan dan Vlaamse artsen: 32% van de Vlaamse huisartsen en 64% van de Vlaamse specialisten, tegenover 60% en 72% van de Waalse. In Vlaanderen stond éénlijn.be de voorbije jaren in voor een gerichte kennismaking met de e-healthdiensten voor zorgverleners in de eerste lijn. Dat helpt misschien het uitgesproken verschil bij de huisartsen verklaren (ook niet belicht in de monitor). Uit de analyse van de focusgesprekken blijkt dat een te geringe vertrouwdheid met de e-diensten samenhangt met een vertekend beeld: zorgverleners zien te weinig de voordelen en zien het gebruik van e-health nogal eens als een extra belasting die hen van de zorg voor hun patiënt afhoudt. Dat wordt verder in de hand gewerkt door een ervaren gebrek aan integratie, interoperabiliteit en gebruiksvriendelijkheid - en door de technische problemen die zich geregeld voordoen. De communicatie tussen zorgverleners is nog maar weinig gedigitaliseerd. Papier en telefoon zijn zowel bij huisartsen (respectievelijk 75% en 73%) als specialisten (respectievelijk 68% en 63%) nog het geprefereerde middel om met elkaar gegevens uit te wisselen. Huisartsen gebruiken vaker de beveiligde eHealth-box (64%) dan hun eigen e-mail (36%) - terwijl dat bij specialisten nog andersom is (26% tegenover 44%). De eHealth-box is vooral ingeburgerd bij Vlaamse huisartsen (74%). Tegenover online communicatie met patiënten stonden artsen in 2019 vrij afwijzend. Bijna 70% van de huisartsen en specialisten denken dat online communiceren - het gaat dan vooral om het beantwoorden van vragen - gaat leiden tot ongewenste communicatie, een verhoogde werkdruk, en minder tijd voor fysieke consultaties. Vooral huisartsen zitten met vragen rond de aansprakelijkheid. Tijdens de focusgesprekken in september 2020 bleek dat de covidcrisis toch meer de deur heeft open gezet voor online communiceren. Artsen zijn vragende partij voor een lijst van gekeurde tools, zoals die bestaat voor gezondheidsapps. Telemonitoring is een wenselijke ontwikkeling voor 62% van de specialisten en de helft van de huisartsen. 32% van de huisartsen en 27% van de specialisten beveelt in 2019 al het gebruik aan van mobiele gezondheidsapps. In de focusgroepen blijkt dat de veelheid van apps, en vooral de veelheid van data die ze opleveren, als groot probleem ervaren wordt. Dat onderstreept de noodzaak van intelligente beslissingsondersteuning: een toepassing die de data filtert en de aandacht trekt op af wijkende waarden. Richtlijnen zijn nodig: wie ontvangt de data, interpreteert ze, bewaart ze, volgt ze op...? In 2019 zag maar de 22% van de huisartsen en 28% van de specialisten een toekomst voor teleconsultatie. De covidcrisis had, op het moment dat een jaartje later de focusgroepen plaatsvonden, de geesten wat gerijpt - en sterk versneld was er een regeling gekomen. Teleconsultaties bieden extra flexibiliteit en grotere toegankelijkheid. Ze zijn geschikt voor bepaalde types van consultaties, maar de arts mist sommige informatie en kan natuurlijk geen lichamelijk onderzoek uitvoeren. Misbruik van teleconsultatie is mogelijk. Er moet een duidelijk kader komen. Artsen wijzen erop dat het organiseren ervan toch een extra tijdsinvestering vraagt - en dat de tijd voor een verslagje moet meegerekend worden. De huidige vergoeding is voor sommige artsen onvoldoende. De Belgische burger is weinig vertrouwd met e-health. Sprekend is dat minder dan de helft van alle burgers (in Vlaanderen net 52%) aangeeft dat ze hun toestemming hebben gegeven om gegevens via het eHealthplatform te delen - terwijl bekend is dat dat effectief veel meer is. Een goede helft van de burgers wist in 2019 niet dat het mogelijk was om gezondheidsgegevens te raadplegen in Mijngezondheid.be, met de MyHealthViewer, in CoZo... - hoewel uit de enquête een uitgesproken interesse blijkt. Het aanbod vindt de burger onoverzichtelijk en gefragmenteerd. Sommigen vertellen in de focusgesprekken dat ze teleurgesteld zijn over de gegevens die beschikbaar zijn, de mogelijkheden die geboden worden, het gebrek aan een soort van dashboard. Terwijl artsen huiveren om alle gegevens automatisch beschikbaar te stellen, noemen sommige burgers dat "paternalistisch".