De covid-19-crisis heeft de arbeidsartsen en hun plaats binnen de preventieve gezondheidszorg, althans in ons land, veel zichtbaarder gemaakt. "De kennis over de maatschappelijke en medische rol van de arbeidsarts is niet altijd even accuraat, zowel bij de burger, als bij collega- artsen. Het afgelopen jaar hebben we stevige stappen voorwaarts gezet op dat vlak", vertelt dr. Lieve Mussen. Zij is arbeidsarts en disciplineverantwoordelijke Medisch Toezicht bij Mensura, en zetelt in de werkgroep Preventiediensten in opdracht van de Taskforce Vaccinatiestrategie. Deze werkgroep buigt zich over het uitwerken van de vaccinatiestrategie op de werkvloer.

Rol contact tracing

Lieve Mussen: "Vanaf het prille begin van de crisis hebben we als arbeidsartsen een prominente rol gespeeld. Eerst en vooral hebben we veel bedrijven ondersteund bij het vertalen van de overheidsrichtlijnen voor het correct gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, en bij het opvangen van 'ongeruste' werknemers en werkgevers. Daarnaast stelden we uitgebreide informatie ter beschikking rond de fysieke heropstart van bedrijven na de eerste lockdown, maar ook adviezen rond aangepast werk voor werknemers met een medisch risico en de nodige begeleiding bij een besmetting en/of uitbraak op de werkvloer."

"De wetgever heeft hierop ingespeeld door een KB te publiceren waarin de rol van de arbeidsarts in bijvoorbeeld contact tracing bekrachtigd wordt", vervolgt dr. Mussen. "Blijkt een werknemer besmet, dan is het onze taak te bekijken welke maatregelen er genomen moeten worden op het werk, zoals een quarantaine voor hoogrisicocontacten en het afnemen van testen."

Snelle actie in de WZC

"In zorginstellingen gaat onze rol nog veel verder. Toen in april 2020 bleek dat de woonzorgcentra (WZC) geconfronteerd werden met coviduitbraken, kregen we vanuit de overheid de opdracht om preventieve testen af te nemen bij de personeelsleden. Op die manier hebben we heel wat WZC kunnen ondersteunen, ook op psychologisch vlak. De vertrouwensrelatie tussen de arbeidsarts, de werkgever en de CRA kreeg een boost."

Dr. Nele Van Loon pikt in. Zij is adviseur/expert welzijn en preventie in het kernteam van de vaccinatiestrategie van het regeringscommissariaat, en tevens bedrijfsarts. "Deze vertrouwensband is ons binnen de Taskforce Vaccinatiestrategie niet ontgaan. Toen we de vaccinatiestrategie in de WZC op uiterst korte termijn moesten uitrollen, was dit dan ook een van de redenen om de arbeidsgeneeskundige diensten maximaal in te schakelen in fase 1a. Bovendien hebben zij ervaring met het uitwerken van procedures op grote schaal, door hun jarenlange expertise in bijvoorbeeld griepvaccinaties op de werkvloer."

Lieve Mussen: "Nauwelijks enkele weken voor de start van de vaccinatie was er nog heel veel onduidelijk m.b.t. het praktische en medische verloop van de vaccinaties. Toch zijn we er bij Mensura in geslaagd om al op vijf januari onze eerste vaccins toe te dienen aan zorgpersoneel in woonzorgcentra. Er heerste werkelijk een euforische sfeer, alsof we door het vaccineren het virus de wereld uit hadden geholpen. We zijn zo snel tot actie kunnen overgaan omdat we, onder coördinatie van Nele Van Loon, samen met alle vertegenwoordigers van de preventiediensten de eerste standard operating procedures (SOP's) hebben kunnen vormgeven."

"De nadruk bij het uittekenen van de procedures ligt vooral op het versterken van reeds bestaande structuren, ook al zijn ze misschien niet altijd door alle betrokken partijen even goed gekend", legt dr. Van Loon uit. "Het optimaal inzetten van deze bestaande, vertrouwde structuren maakt het operationaliseren eenvoudiger, zeker wanneer snel geschakeld moet worden."

Via de werkgever

In de volgende fase 1b van de vaccinatiestrategie - 65-plussers en mensen met medische risicofactoren - is vooral een sleutelrol weggelegd voor de huisartsen.

In de laatste fase, vier à vijf miljoen gezonde volwassenen onder wie ook de jongeren, kunnen arbeidsartsen mogelijk opnieuw een belangrijke rol spelen. Lieve Mussen verklaart: "Voor werkgevers is een hoge vaccinatiegraad op de werkvloer belangrijk. Er gaat - terecht - veel aandacht naar uitval bij zorgpersoneel, maar vergeet niet dat ook ondernemingen worden geconfronteerd met ziekte-uitval en met werknemers die in quarantaine moeten na een hoogrisicocontact. Hoe groter de vaccinatiegraad op de werkvloer, hoe makkelijker het voor werkgevers zal zijn om het werk min of meer zoals voorheen te organiseren."

"Een document van de WHO beschrijft vaccineren op de werkvloer als een van de interventies met de grootste impact op de vaccinatiegraad", vervolgt Lieve Mussen. "Jonge mensen zonder gezondheidsproblemen zullen zich misschien niet laten vaccineren als ze daar veel moeite voor moeten doen. Terwijl ze vaccinatie mogelijk wél zullen overwegen als je als werkgever de mogelijkheid tot vaccinatie aanbiedt, met andere woorden het vaccin tot bij hen brengt. Onze ervaring in de woonzorgcentra leert dat we mits goede voorbereiding en samenwerking met drie personen zo'n 200 medewerkers kunnen vaccineren op één voormiddag."

"Het hoofddoel blijft evenwel om de opgezette vaccinatiecentra maximaal te benutten", stelt Nele Van Loon. "Maar in grote bedrijven zou het een meerwaarde kunnen zijn om vaccinatie op de werkvloer te organiseren. Niet zozeer om te controleren of iedereen gevaccineerd wordt, maar om te kunnen sensibiliseren en het vaccineren te faciliteren. Een bijkomend voordeel is dat de werknemerspopulatie quasi gelijktijdig gevaccineerd wordt waardoor je binnen het bedrijf sneller groepsimmuniteit bereikt."

Rol bestendigd

Wat er ook van komt, de vaccinatiecampagne heeft nu al de kracht van de arbeidsarts aangetoond, zijn beide gesprekspartners het eens. "In het begin van de crisis is er heel veel paniek gezaaid, niet in het minst door mediaberichtgeving. Door informatie te kaderen, gerust te stellen, advies te geven, te begeleiden, en niet te vergeten te vaccineren, hebben de arbeidsartsen in de voorbije periode ten volle hun taak als preventiedeskundigen kunnen uitoefenen. Dit zal hun rol in de toekomst bestendigen, en preventie in het algemeen meer op de kaart zetten in het zorglandschap."

De covid-19-crisis heeft de arbeidsartsen en hun plaats binnen de preventieve gezondheidszorg, althans in ons land, veel zichtbaarder gemaakt. "De kennis over de maatschappelijke en medische rol van de arbeidsarts is niet altijd even accuraat, zowel bij de burger, als bij collega- artsen. Het afgelopen jaar hebben we stevige stappen voorwaarts gezet op dat vlak", vertelt dr. Lieve Mussen. Zij is arbeidsarts en disciplineverantwoordelijke Medisch Toezicht bij Mensura, en zetelt in de werkgroep Preventiediensten in opdracht van de Taskforce Vaccinatiestrategie. Deze werkgroep buigt zich over het uitwerken van de vaccinatiestrategie op de werkvloer. Lieve Mussen: "Vanaf het prille begin van de crisis hebben we als arbeidsartsen een prominente rol gespeeld. Eerst en vooral hebben we veel bedrijven ondersteund bij het vertalen van de overheidsrichtlijnen voor het correct gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, en bij het opvangen van 'ongeruste' werknemers en werkgevers. Daarnaast stelden we uitgebreide informatie ter beschikking rond de fysieke heropstart van bedrijven na de eerste lockdown, maar ook adviezen rond aangepast werk voor werknemers met een medisch risico en de nodige begeleiding bij een besmetting en/of uitbraak op de werkvloer." "De wetgever heeft hierop ingespeeld door een KB te publiceren waarin de rol van de arbeidsarts in bijvoorbeeld contact tracing bekrachtigd wordt", vervolgt dr. Mussen. "Blijkt een werknemer besmet, dan is het onze taak te bekijken welke maatregelen er genomen moeten worden op het werk, zoals een quarantaine voor hoogrisicocontacten en het afnemen van testen." "In zorginstellingen gaat onze rol nog veel verder. Toen in april 2020 bleek dat de woonzorgcentra (WZC) geconfronteerd werden met coviduitbraken, kregen we vanuit de overheid de opdracht om preventieve testen af te nemen bij de personeelsleden. Op die manier hebben we heel wat WZC kunnen ondersteunen, ook op psychologisch vlak. De vertrouwensrelatie tussen de arbeidsarts, de werkgever en de CRA kreeg een boost." Dr. Nele Van Loon pikt in. Zij is adviseur/expert welzijn en preventie in het kernteam van de vaccinatiestrategie van het regeringscommissariaat, en tevens bedrijfsarts. "Deze vertrouwensband is ons binnen de Taskforce Vaccinatiestrategie niet ontgaan. Toen we de vaccinatiestrategie in de WZC op uiterst korte termijn moesten uitrollen, was dit dan ook een van de redenen om de arbeidsgeneeskundige diensten maximaal in te schakelen in fase 1a. Bovendien hebben zij ervaring met het uitwerken van procedures op grote schaal, door hun jarenlange expertise in bijvoorbeeld griepvaccinaties op de werkvloer." Lieve Mussen: "Nauwelijks enkele weken voor de start van de vaccinatie was er nog heel veel onduidelijk m.b.t. het praktische en medische verloop van de vaccinaties. Toch zijn we er bij Mensura in geslaagd om al op vijf januari onze eerste vaccins toe te dienen aan zorgpersoneel in woonzorgcentra. Er heerste werkelijk een euforische sfeer, alsof we door het vaccineren het virus de wereld uit hadden geholpen. We zijn zo snel tot actie kunnen overgaan omdat we, onder coördinatie van Nele Van Loon, samen met alle vertegenwoordigers van de preventiediensten de eerste standard operating procedures (SOP's) hebben kunnen vormgeven.""De nadruk bij het uittekenen van de procedures ligt vooral op het versterken van reeds bestaande structuren, ook al zijn ze misschien niet altijd door alle betrokken partijen even goed gekend", legt dr. Van Loon uit. "Het optimaal inzetten van deze bestaande, vertrouwde structuren maakt het operationaliseren eenvoudiger, zeker wanneer snel geschakeld moet worden." In de volgende fase 1b van de vaccinatiestrategie - 65-plussers en mensen met medische risicofactoren - is vooral een sleutelrol weggelegd voor de huisartsen. In de laatste fase, vier à vijf miljoen gezonde volwassenen onder wie ook de jongeren, kunnen arbeidsartsen mogelijk opnieuw een belangrijke rol spelen. Lieve Mussen verklaart: "Voor werkgevers is een hoge vaccinatiegraad op de werkvloer belangrijk. Er gaat - terecht - veel aandacht naar uitval bij zorgpersoneel, maar vergeet niet dat ook ondernemingen worden geconfronteerd met ziekte-uitval en met werknemers die in quarantaine moeten na een hoogrisicocontact. Hoe groter de vaccinatiegraad op de werkvloer, hoe makkelijker het voor werkgevers zal zijn om het werk min of meer zoals voorheen te organiseren." "Een document van de WHO beschrijft vaccineren op de werkvloer als een van de interventies met de grootste impact op de vaccinatiegraad", vervolgt Lieve Mussen. "Jonge mensen zonder gezondheidsproblemen zullen zich misschien niet laten vaccineren als ze daar veel moeite voor moeten doen. Terwijl ze vaccinatie mogelijk wél zullen overwegen als je als werkgever de mogelijkheid tot vaccinatie aanbiedt, met andere woorden het vaccin tot bij hen brengt. Onze ervaring in de woonzorgcentra leert dat we mits goede voorbereiding en samenwerking met drie personen zo'n 200 medewerkers kunnen vaccineren op één voormiddag." "Het hoofddoel blijft evenwel om de opgezette vaccinatiecentra maximaal te benutten", stelt Nele Van Loon. "Maar in grote bedrijven zou het een meerwaarde kunnen zijn om vaccinatie op de werkvloer te organiseren. Niet zozeer om te controleren of iedereen gevaccineerd wordt, maar om te kunnen sensibiliseren en het vaccineren te faciliteren. Een bijkomend voordeel is dat de werknemerspopulatie quasi gelijktijdig gevaccineerd wordt waardoor je binnen het bedrijf sneller groepsimmuniteit bereikt." Wat er ook van komt, de vaccinatiecampagne heeft nu al de kracht van de arbeidsarts aangetoond, zijn beide gesprekspartners het eens. "In het begin van de crisis is er heel veel paniek gezaaid, niet in het minst door mediaberichtgeving. Door informatie te kaderen, gerust te stellen, advies te geven, te begeleiden, en niet te vergeten te vaccineren, hebben de arbeidsartsen in de voorbije periode ten volle hun taak als preventiedeskundigen kunnen uitoefenen. Dit zal hun rol in de toekomst bestendigen, en preventie in het algemeen meer op de kaart zetten in het zorglandschap."