...

Concreet gaat het hier over artikel 3 van de wet van 11 juli 2021 tot wijziging van het BTW-wetboek.Dat stelt de beoefenaars van een in de Wet betreffende de Uitoefening van Gezondheidsberoepen (WUG) geregeld beroep inzake medische verzorging vrij van deze belasting. Met dien verstande dat de BTW-vrijstelling ook mogelijk is voor wie medische zorg verleent buiten de WUG om. Onbevoegd en onwettelijk dus. Het volstaat dat zo iemand houder is van 'een certificaat' afgeleverd door een erkende instelling. Op basis daarvan beschikt hij/zij "over de noodzakelijke kwalificaties om medische zorg te verlenen waarvan het kwaliteitsniveau voldoende hoog is om soortgelijk te zijn aan de zorg" aangeboden door een WUG-beroepsbeoefenaar. De fiscale administratie beoordeelt of het niveau voldoende hoog is.Beroepsorganisaties van logopedisten, kinesitherapeuten, ergotherapeuten en vroedvrouwen -die een WUG- beroep uitoefenen- zagen hierin oneerlijke concurrentie. Ze vroegen het Grondwettelijk Hof om de bepaling te vernietigen. Onder meer klaagden ze aan dat de fiscus hierdoor teveel marge heeft om uit te maken of het kwaliteitsniveau van de medische zorg voldoende hoog is. Maar het Grondwettelijk Hof zag hierin geen graten. In een arrest van 8 juni stelt het Hof dat de bepaling de fiscus niet machtigt om in het algemeen vast te stellen wie vrijstelling krijgt. Wel is het "een informatiemiddel om in concrete gevallen, onder controle van de rechter, concrete situaties individueel te beoordelen."Volgens het Hof kan de wetgever niet worden verweten dat hij, "in naam van de rechtszekerheid, geen precieze criteria heeft vastgesteld waardoor de fiscus en de rechter over geen enkele beoordelingsbevoegdheid meer zouden beschikken in een aangelegenheid die wordt gekenmerkt door zeer uiteenlopende situaties."