"Schrijvers bouwen een huis, lezers wonen erin en uitgevers incasseren de huur." Het is een bekende boutade. Als je Steven King heet, J.K. Rowling of zelfs Jeroen Meus, dan kun je van jouw deel zorgeloos leven. Voor ontelbare anderen draait het anders uit.

In de eerste jaren van deze eeuw heb ik twee boeken voor niet-artsen geschreven. Ze zijn gelukkig vergeten. Het eerste schreef ik in opdracht, tegen een forfaitaire vergoeding. Voor het tweede kreeg ik de gebruikelijke tien procent van de publieksprijs ex BTW. Beide betalingen moest ik delen met mijn coauteur. Aan beide boeken heb ik een maand fulltime gewerkt. De verdiensten had ik in één dag bij elkaar kunnen harken door een wat langer artikel voor deze krant te schrijven, hoewel freelancen evenmin een vetpot oplevert.

Schrijf je voor professionals, dan is het nog erger. Begin 2017 vroeg een professor uit Spanje me om een hoofdstuk aan te leveren voor een boek waarvoor hij als editor optrad. Het onderwerp lag in mijn lijn, maar met enkele deelaspecten had ik minder ervaring. Een collega in Nederland was bereid als coauteur te fungeren.

Na een paar weken van geploeter in de avonduren en de weekends hadden we een kladje. Dat ging heen-en-weer, het werd aangevuld, gepoetst en gepolijst. Op het eind lag daar een mooi en van solide referenties voorzien werkstuk. Op 23 mei 2017 vertrok het manuscript naar de editors. Vol verwachting keken we uit naar commentaar, inhoudelijke kritiek, een vraag tot revisie... maar het bleef merkwaardig stil! Toen we de editors na enkele maanden aanporden voor een stand van zaken, kwam het korte antwoord dat onze bijdrage 'ok' was...

Op 26 oktober 2018, ruim 17 maanden nadat we de tekst hadden ingediend, meldde Springer ons dat het boek er lag en... dat we recht hadden op een gratis e-book! Een gedrukt exemplaar moest ik wel aankopen, tegen het niet onaardige bedrag van 82,67 euro. Navraag leerde dat de editors elk recht hadden op tien auteursexemplaren, maar dat er per hoofdstuk maar één exemplaar te begeven was, en alleen aan de eerste auteur. Die plaats had ik afgestaan aan mijn collega! Als tweede auteur kreeg ik korting op toekomstige werken van Springer, maar zo kort voor mijn pensionering had ik daar weinig aan.

Dit verhaal is illustratief voor wat gemeengoed is in de wetenschap. Te pas en te onpas doet de uitgeverswereld een beroep op onze inzet en goede wil. Tijdens mijn laatste actieve jaren als arts en academicus kreeg ik om de haverklap de vraag om een paper te reviewen. Met dat werk ben je al snel een halve dag zoet. Je wordt er niet voor vergoed en het verleent, net als medewerking aan een boek, geen enkele extra waarde aan je CV. Wil je zelf een paper publiceren, dan wordt daar steeds vaker betaling voor geëist. Bovendien wordt het uitgeversbedrijf, net zoals de wereld van de medische congressen, in toenemende mate ingenomen door gieren met fake meetings en junk journals.

Te pas en te onpas doet de uitgeverswereld een beroep op onze inzet en goede wil

Ik ben van mening dat dit systeem aan een grondige hervorming toe is. In plaats van als individueel auteur je eigen belang voorop te stellen, moeten auteurs zich verenigen en samen zoeken naar manieren om hun extra arbeid, die essentieel is voor gedegen wetenschap, beter te valoriseren. Van de society's is niet veel medewerking te verwachten, hun belangen zijn te innig vervlochten met die van de uitgeverijen. Meer hoop stel ik in de universiteiten, die hun academisch en wetenschappelijk personeel veel breder moeten evalueren dan simpelweg hun A1- en Q1-publicaties te turven. Ik begrijp dat daar aan verschillende Vlaamse instellingen over wordt nagedacht. Laat komen, die ideeën, zou ik zeggen!

De auteur schrijft in eigen naam.

"Schrijvers bouwen een huis, lezers wonen erin en uitgevers incasseren de huur." Het is een bekende boutade. Als je Steven King heet, J.K. Rowling of zelfs Jeroen Meus, dan kun je van jouw deel zorgeloos leven. Voor ontelbare anderen draait het anders uit. In de eerste jaren van deze eeuw heb ik twee boeken voor niet-artsen geschreven. Ze zijn gelukkig vergeten. Het eerste schreef ik in opdracht, tegen een forfaitaire vergoeding. Voor het tweede kreeg ik de gebruikelijke tien procent van de publieksprijs ex BTW. Beide betalingen moest ik delen met mijn coauteur. Aan beide boeken heb ik een maand fulltime gewerkt. De verdiensten had ik in één dag bij elkaar kunnen harken door een wat langer artikel voor deze krant te schrijven, hoewel freelancen evenmin een vetpot oplevert. Schrijf je voor professionals, dan is het nog erger. Begin 2017 vroeg een professor uit Spanje me om een hoofdstuk aan te leveren voor een boek waarvoor hij als editor optrad. Het onderwerp lag in mijn lijn, maar met enkele deelaspecten had ik minder ervaring. Een collega in Nederland was bereid als coauteur te fungeren. Na een paar weken van geploeter in de avonduren en de weekends hadden we een kladje. Dat ging heen-en-weer, het werd aangevuld, gepoetst en gepolijst. Op het eind lag daar een mooi en van solide referenties voorzien werkstuk. Op 23 mei 2017 vertrok het manuscript naar de editors. Vol verwachting keken we uit naar commentaar, inhoudelijke kritiek, een vraag tot revisie... maar het bleef merkwaardig stil! Toen we de editors na enkele maanden aanporden voor een stand van zaken, kwam het korte antwoord dat onze bijdrage 'ok' was... Op 26 oktober 2018, ruim 17 maanden nadat we de tekst hadden ingediend, meldde Springer ons dat het boek er lag en... dat we recht hadden op een gratis e-book! Een gedrukt exemplaar moest ik wel aankopen, tegen het niet onaardige bedrag van 82,67 euro. Navraag leerde dat de editors elk recht hadden op tien auteursexemplaren, maar dat er per hoofdstuk maar één exemplaar te begeven was, en alleen aan de eerste auteur. Die plaats had ik afgestaan aan mijn collega! Als tweede auteur kreeg ik korting op toekomstige werken van Springer, maar zo kort voor mijn pensionering had ik daar weinig aan. Dit verhaal is illustratief voor wat gemeengoed is in de wetenschap. Te pas en te onpas doet de uitgeverswereld een beroep op onze inzet en goede wil. Tijdens mijn laatste actieve jaren als arts en academicus kreeg ik om de haverklap de vraag om een paper te reviewen. Met dat werk ben je al snel een halve dag zoet. Je wordt er niet voor vergoed en het verleent, net als medewerking aan een boek, geen enkele extra waarde aan je CV. Wil je zelf een paper publiceren, dan wordt daar steeds vaker betaling voor geëist. Bovendien wordt het uitgeversbedrijf, net zoals de wereld van de medische congressen, in toenemende mate ingenomen door gieren met fake meetings en junk journals. Ik ben van mening dat dit systeem aan een grondige hervorming toe is. In plaats van als individueel auteur je eigen belang voorop te stellen, moeten auteurs zich verenigen en samen zoeken naar manieren om hun extra arbeid, die essentieel is voor gedegen wetenschap, beter te valoriseren. Van de society's is niet veel medewerking te verwachten, hun belangen zijn te innig vervlochten met die van de uitgeverijen. Meer hoop stel ik in de universiteiten, die hun academisch en wetenschappelijk personeel veel breder moeten evalueren dan simpelweg hun A1- en Q1-publicaties te turven. Ik begrijp dat daar aan verschillende Vlaamse instellingen over wordt nagedacht. Laat komen, die ideeën, zou ik zeggen!