...

Een analyse van het Intermutualistische Agentschap van alle in de loop van 2020 gefactureerde contacten door huisartsen toont dat het elektronisch factureren al sterk ingeburgerd is. Wanneer de derdebetalersregeling wordt toegepast, gebruiken bijna negen op de tien van de artsen e-Fact. In het andere geval wordt in zes van de tien gevallen het e-Attest gebruikt. Bij gewone consultaties wordt in acht van de tien gevallen elektronisch gefactureerd als de derdebetalersregeling wordt toegepast (wat in iets meer dan de helft van de gevallen gebeurt). Bij teleconsultaties wordt in de regel elektronisch gefactureerd (in 95% van de gevallen) - het gebeurt zelden dat een arts hier de derdebetalersregeling niet toepast. Bij huisbezoeken wordt het minst vaak elektronisch gefactureerd (60%) - en dan meestal met e-Fact want bij zeven van de tien bezoeken wordt de derdebetalersregeling gebruikt. Jongere artsen factureren vaker elektronisch dan de 50-plussers. Ook een consultatie factureren de jongere generaties zo goed als altijd elektronisch. Bij huisbezoeken factureren jongere artsen eveneens vaker elektronisch - wat ermee samenhangt dat ze hier meer geneigd zijn dan oudere artsen om de derdebetalersregeling te gebruiken. Vier op de tien van de huisartsen zijn tussen de 50 en de 69 jaar oud. Deze groep staat in voor 53% van de consultaties. Ze maken iets minder makkelijk gebruik van teleconsultaties (47% van het totale aantal) maar leggen makkelijker huisbezoeken af (59%). Artsen in Franstalige België gebruiken minder vaak e-Fact en e-Attest - vooral in Brussel is elektronisch factureren een stuk minder ingeburgerd. Het IMA denkt dat een deel van de verklaring voor dat laatste misschien is dat er in Brussel nogal wat 'maisons médicales' actief zijn. Huisartsen die meer contacten factureren, doen dat ook vaker elektronisch. Maar er is een kleine groep van huisartsen met een groot aantal patiëntencontacten die nooit elektronisch factureert. In 2020 waren er 10.103 huisartsen die minstens 50 consultaties hebben geboekt mét derdebetalersregeling en ook minstens 50 zonder. 65% van hen gebruikt bij minstens 80% van de prestaties het e-Attest, voor e-Fact is dat voor 82% van de huisartsen het geval. 14% van de huisartsen gebruikt altijd e-Fact maar zelden of nooit e-Attest. Tien procent factureert zelden of nooit elektronisch. "Een mooie presentatie", luidt het oordeel van Marc Moens (Bvas). Maar wat meespeelt is dat men het elektronisch factureren nu op afzienbare tijd verplicht wil maken. "Daar moet dan wel een overgangsperiode van twee jaar bij in acht genomen worden. En men zal ook een aantal uitzonderingen moeten maken. Oudere artsen, vanaf 65 jaar bijvoorbeeld, zouden van de verplichting moeten worden vrijgesteld. Een getuigschrift op papier moet ook mogelijk blijven op huisbezoek en wanneer het e-healthsysteem niet beschikbaar is." ? Een uitgebreide nota lag op tafel over de functionele samenwerkingsverbanden van wachtposten die op 1 juli 2022 officieel van start zouden gaan (de startdatum werd door de covidcrisis al een jaar uitgesteld). Dokter Roel Van Giel (AADM) wees er evenwel op dat huisartsen op dit moment, en ook de komende maanden, hun handen meer dan vol hebben - en dat niemand van hen tijdens een vierde golf de tijd zal hebben om zich met deze administratieve klussen bezig te houden. "De samenwerkingsverbanden moeten nieuwe vzw's vormen. Huisartsen hebben nu de tijd niet om daar met juristen over aan tafel te gaan zitten", geeft ook Marc Moens aan. Hij hoorde op de Commissie veel kritiek van de artsen op de samenwerkingsverbanden en herinnert eraan dat Bvas als enige syndicaat de betreffende wet heeft aangevochten voor de Raad van State. ? Een gezamenlijke nota van de stuurgroep accreditering en de Nationale Raad Kwaliteitspromotie over de herziening van de accreditering werd aan de Commissie voorgesteld. Roel Van Giel ziet dat er nu eindelijk schot komt in de beloofde fundamentele herziening van het systeem, met een navorming voor artsen gebaseerd op een Plan-Do-Check- Act-cyclus, een elektronisch portfolio waar artsen hun vormingsinspanningen kunnen inventariseren, een uitgebreidere rol voor de LOK's, enzovoort. Van Giel meent wel dat de hervorming van de accreditering ook meer ruimte moet maken voor gemeenschappelijke kwaliteitsprojecten binnen een praktijk met verschillende artsen. Hij vindt dat de accreditering meer aandacht moet hebben voor procesindicatoren in plaats van voor outcome-indatoren - omdat gebleken is dat die laatste een kwaliteitsverbetering beter reflecteren. ? Brieuc Van Damme, tot eind dit jaar leidend ambtenaar van de Dienst Geneeskundige Verzorging, lichtte op de NCAZ voorstellen toe om binnen het Riziv efficiënter te vergaderen: vergaderingen vinden overdag plaats en duren hoogstens twee uur, de vertegenwoordiging moet diverser zijn (vaak te weinig vrouwelijke vertegenwoordigers), het moet mogelijk blijven om virtueel deel te nemen, deelname moet beter vergoed worden en er moet vaker een beroep gedaan worden op externe experts. Dokter Thomas Gevaerts reageert enthousiast op de voorstellen. Moens wijst erop dat vergaderen overdag voor sommige artsen een serieus inkomensverlies betekent.