...

Eén op de drie vrouwen en één op de tien mannen in de topsport kampen met een eetstoornis. Dat blijkt uit recente onderzoeken. "En we vrezen dat de cijfers in werkelijkheid nog hoger liggen. Want atleten kunnen hun probleem meesterlijk verbergen", zegt Prof. Walter Vandereycken (KU Leuven), binnenkort te gast op het vierde Sportcongres in Gent.Psychiater Vandereycken: "In vergelijking met de doorsnee bevolking komen eetstoornissen twee tot vijf keer meer voor bij sporters. De prevalentie hangt af van de sporttak, en van het type atleet (geslacht en leeftijd)."Het probleem treft vaker dames. En in de topsport liggen de cijfers ook hoger dan in de breedtesport. Recente onderzoeken binnen de topsport in Scandinavië spreken van percentages tussen 15 en 30% bij vrouwelijke beoefenaars. De cijfers schommelen door de variatie in onderzoeksmethodes.De mythe dat eetstoornissen enkel bij dames voorkomen, werd in die studies ook ontkracht. Bij mannelijke topsporters lag 10% met hun eetgewoonten in de knoei.'Magere meisjes'"Het is voor onderzoekers niet gemakkelijk om de eetstoornissen in kaart te brengen. De getroffen sporters ervaren dikwijls alleen een prestatieprobleem, geen eetprobleem. En ze praten er niet graag over. Er is angst. En schaamte. Ze weten hun stoornis verborgen te houden voor hun directe omgeving en worden daar meester in."Begin dit jaar startte Bloso met een sensibiliseringscampagne bij haar trainerskorps en bij de Vlaamse topatleten. Prof. Vandereycken werd er als expert bij betrokken. Hij doet al jaren studie- en praktijkwerk rond eetstoornissen"Er heerst nog een groot gebrek aan kennis bij atleten en trainers, met veel misverstanden", zegt hij. "Bovendien zijn de gespecialiseerde hulpverleners voor eetstoornissen onvoldoende vertrouwd met topsport. Sportpsychologen op hun beurt weten te weinig van eetstoornissen af. Bloso bracht die twee groepen samen. De achterstand die we op dat vlak hebben op de ons omringende landen, zijn we nu aan het inhalen."Om te slagen is het cruciaal om begeleiders en ouders mee te krijgen" gaat Vandereycken verder. "Anders lukt het niet. We leren de trainers om op een andere manier te kijken naar de 'magere meisjes' die ze tot dan te vaak als normaal beschouwden, behorend bij het beeld van de sport. Ook proberen we hen, samen met de atleten, te laten inzien dat ze er alle belang bij hebben om eetstoornissen te vermijden. Een tijdige herkenning en aanpak van een eetstoornis komt ook de prestaties ten goede."HartritmestoornissenDe (sport)artsen spelen volgens Vandereycken ook een belangrijke rol. "Artsen herkennen eetstoornissen nog te weinig en te laat. Vrouwelijke sporters verzeilen nochtans gemakkelijk in de triade van vermagering, amenorroe en osteoporose. Maar als we zien dat sommige artsen nog de Body Mass Index (BMI) gebruiken om te bepalen of een sporter te mager is... De BMI is bij deze groep een misleidende parameter omdat veel atleten verhoudingsgewijs meer spiermassa vormen. Nee, artsen moeten gerichter onderzoeken en meer klinische stappen ondernemen. En alerter zijn voor signalen. Stressfracturen bijvoorbeeld zijn vaker dan dokters vermoeden het eerste teken van een onderliggende eetstoornis."Ook hartritmestoornissen kunnen dat zijn. Die treden op bij kaliumverlies ten gevolge van braken en laxeren, wat meestal in het geheim gebeurt, aldus Vandereycken.Daarmee komen we bij het probleem van stiekem middelengebruik. Vandereycken: "De belangrijkste methodes waar sporters naar grijpen om af te vallen zijn, naast braken, het slikken van diuretica of van laxeermiddelen in hoge dosissen. In sporten met gewichtsklassen gebeurt dat courant, om snel gewicht te verliezen. Met als resultaat dat hun lichaam uitdroogt. Als ze daarop zelfs normaal eten en drinken 'slorpt' hun lichaam dit vocht snel terug op. Daarop reageren ze dan met een nog strenger regime. Zo komen ze in een gevaarlijke vicieuze cirkel terecht."PerfectionistenDe sporters die eetstoornissen ontwikkelen, hebben een uitgesproken persoonlijkheidsprofiel. Vandereycken: "Het gaat meestal om perfectionisten. We onderscheiden prestatiegerichte perfectionisten en zelfkritische perfectionisten. Het zijn die laatste die erg gevoelig zijn om te ontsporen. Zij zijn uiterst streng voor zichzelf. Het is nooit goed genoeg. En ze hangen hun eigenwaarde op aan hun prestatie. Valt die tegen, dan voelen ze zich mislukt. Dat is een grote valkuil bij competitiesporters."Het is niet eenvoudig om hen te helpen, weet Vandereycken. "Ze moeten hun mentaliteit veranderen. Leren anders te gaan sporten, te genieten van de sport. Desnoods moeten ze de topsport verlaten."