Recent verscheen er een opiniestuk van collega preventieadviseur-arbeidsarts Edelhart Kempeneers. Een interessant betoog over de zin en/of onzin van de periodieke contacten met of gezondheidsbeoordelingen van de huidhoudhulpen zoals die nu in België plaatsvinden.

Graag formuleer ik mijn visie op de drie punten die collega Kempeneers aangaf.

Ten eerste: De Arbeidsinspectie of TWW (Toezicht Welzijn op het Werk) doet wat een inspectie moet doen. En dat is: controle op naleving van de Belgische wetten. Misschien is het jaarlijks (2- of 3-jaarlijks?) "periodiek" gezondheidstoezicht als schieten met een kanon (bazooka) op één mug. In 2013 werd er door één Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk (EDPBW) gesteld dat door de maatregelen op het vlak van het welzijn, de gezondheid en de veiligheid, de beroepsrisico's verminderden voor de huishoudhulpen, waardoor er geen gezondheidstoezicht (geen verplicht onderzoek, geen zogenaamde "onderworpenheid") meer noodzakelijk was.

De "restrisico's" werden hierbij over het hoofd gezien (bv. blootstelling aan chemische agentia die luchtwegklachten veroorzaken (De Troeyer et al., Environment International, 2022)). Het is betreurenswaardig dat een kwetsbare werknemersgroep uit de boot valt voor het gezondheidstoezicht. Er zijn inderdaad EDPBW die op eigen houtje de frequentie voor álle werknemers hebben aangepast. Onder en boven de wet staan, zo zegt het gezegde. De anarchistische arbeidsartsen maken een vuist. Achterhaalde wetten moeten vervangen worden. Dat spreekt voor zich. Tot dan moeten we het doen met de huidige. I fought the law and the law won (The Clash, 1977). Het kind met het badwater weggooien? Als men dan toch van het huidige systeem met Franse slag wil afstappen, gelieve dan het Angelsaksische model of Scandinavische model goed te bestuderen! Probeer dat te vertalen en om te zetten naar de specifieke Belgische werkcultuur.

Als het in iemands kraam past, wordt er lustig gezegd dat er 'te weinig' arbeidsartsen zijn en zullen zijn in België

Ten tweede: Als het in iemands kraam past, wordt er lustig gezegd dat er 'te weinig' arbeidsartsen zijn en zullen zijn in België. De meeste EDPBW hebben sinds de invoering van de Uitvoeringsbesluiten (1998) van de Wet Welzijn (1996) idem dito gereageerd. Hoewel multidisciplinair moest samengewerkt worden met psychologen, ergonomen, arbeidshygiënisten, preventieadviseurs veiligheid, lag de klemtoon op de medische onderzoeken (oorzaak: financiering volgens het aantal uitgevoerde onderzoeken).

Ten derde: Steeds meer wordt het contact met de bedrijfsverpleegkundige, voor de zogenaamde "Tussentijdse Aanvullende Medische Handelingen" (TAMH), onder supervisie van de arbeidsarts, de standaard. Maar het werken met gestandaardiseerde vragenlijsten is nefast voor bv. laaggeschoolde arbeiders en werknemers van buitenlandse origine. Verder bestaat er nog een significante kans op "enquête-moeheid". De arbeidsarts mag zich sinds 2016 bezighouden met de re-integratie van langdurig zieke werknemers. Het re-integratie 1.0 debacle, was geïnspireerd op Schotse en Canadese modellen. Laat staan het re-integratie 2.0 fiasco ... En laat ons het Koninklijk Besluit betreffende de Medische Overmacht (C4 omwille van medische redenen) niet vergeten. Of moet ik zeggen Medische Onmacht?

Ik ben het totaal niet eens om de periodiciteit naar driejaarlijks te brengen. Tweejaarlijks contact met de arbeidsarts is m.i. noodzakelijk om toch een vertrouwensrelatie op te kunnen bouwen en een empathisch contact te ontwikkelen. Zeg maar een vinger aan de pols zo nu en dan. Na 40 jaar zaagt men de poten onder deze gammele stoel vandaan, zonder evenwaardig of beter alternatief. Zogezegd omdat er te weinig arbeidsartsen zijn én men "meerwaarde" wil creëren. Dan wordt er dus onrechtstreeks gesuggereerd dat er 40 jaar géén meerwaarde was! Het geld van de werkgevers had beter gebruikt kunnen worden, of toch niet? De tijd zal het leren...

Recent verscheen er een opiniestuk van collega preventieadviseur-arbeidsarts Edelhart Kempeneers. Een interessant betoog over de zin en/of onzin van de periodieke contacten met of gezondheidsbeoordelingen van de huidhoudhulpen zoals die nu in België plaatsvinden. Graag formuleer ik mijn visie op de drie punten die collega Kempeneers aangaf.Ten eerste: De Arbeidsinspectie of TWW (Toezicht Welzijn op het Werk) doet wat een inspectie moet doen. En dat is: controle op naleving van de Belgische wetten. Misschien is het jaarlijks (2- of 3-jaarlijks?) "periodiek" gezondheidstoezicht als schieten met een kanon (bazooka) op één mug. In 2013 werd er door één Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk (EDPBW) gesteld dat door de maatregelen op het vlak van het welzijn, de gezondheid en de veiligheid, de beroepsrisico's verminderden voor de huishoudhulpen, waardoor er geen gezondheidstoezicht (geen verplicht onderzoek, geen zogenaamde "onderworpenheid") meer noodzakelijk was. De "restrisico's" werden hierbij over het hoofd gezien (bv. blootstelling aan chemische agentia die luchtwegklachten veroorzaken (De Troeyer et al., Environment International, 2022)). Het is betreurenswaardig dat een kwetsbare werknemersgroep uit de boot valt voor het gezondheidstoezicht. Er zijn inderdaad EDPBW die op eigen houtje de frequentie voor álle werknemers hebben aangepast. Onder en boven de wet staan, zo zegt het gezegde. De anarchistische arbeidsartsen maken een vuist. Achterhaalde wetten moeten vervangen worden. Dat spreekt voor zich. Tot dan moeten we het doen met de huidige. I fought the law and the law won (The Clash, 1977). Het kind met het badwater weggooien? Als men dan toch van het huidige systeem met Franse slag wil afstappen, gelieve dan het Angelsaksische model of Scandinavische model goed te bestuderen! Probeer dat te vertalen en om te zetten naar de specifieke Belgische werkcultuur.Ten tweede: Als het in iemands kraam past, wordt er lustig gezegd dat er 'te weinig' arbeidsartsen zijn en zullen zijn in België. De meeste EDPBW hebben sinds de invoering van de Uitvoeringsbesluiten (1998) van de Wet Welzijn (1996) idem dito gereageerd. Hoewel multidisciplinair moest samengewerkt worden met psychologen, ergonomen, arbeidshygiënisten, preventieadviseurs veiligheid, lag de klemtoon op de medische onderzoeken (oorzaak: financiering volgens het aantal uitgevoerde onderzoeken). Ten derde: Steeds meer wordt het contact met de bedrijfsverpleegkundige, voor de zogenaamde "Tussentijdse Aanvullende Medische Handelingen" (TAMH), onder supervisie van de arbeidsarts, de standaard. Maar het werken met gestandaardiseerde vragenlijsten is nefast voor bv. laaggeschoolde arbeiders en werknemers van buitenlandse origine. Verder bestaat er nog een significante kans op "enquête-moeheid". De arbeidsarts mag zich sinds 2016 bezighouden met de re-integratie van langdurig zieke werknemers. Het re-integratie 1.0 debacle, was geïnspireerd op Schotse en Canadese modellen. Laat staan het re-integratie 2.0 fiasco ... En laat ons het Koninklijk Besluit betreffende de Medische Overmacht (C4 omwille van medische redenen) niet vergeten. Of moet ik zeggen Medische Onmacht? Ik ben het totaal niet eens om de periodiciteit naar driejaarlijks te brengen. Tweejaarlijks contact met de arbeidsarts is m.i. noodzakelijk om toch een vertrouwensrelatie op te kunnen bouwen en een empathisch contact te ontwikkelen. Zeg maar een vinger aan de pols zo nu en dan. Na 40 jaar zaagt men de poten onder deze gammele stoel vandaan, zonder evenwaardig of beter alternatief. Zogezegd omdat er te weinig arbeidsartsen zijn én men "meerwaarde" wil creëren. Dan wordt er dus onrechtstreeks gesuggereerd dat er 40 jaar géén meerwaarde was! Het geld van de werkgevers had beter gebruikt kunnen worden, of toch niet? De tijd zal het leren...