Zowat iedereen in België kan de zorg krijgen die ze nodig hebben. De pandemie heeft echter wereldwijd een nieuwe blik geworpen op gezondheidsongelijkheid, zowel tussen landen als binnen landen.

In België was het niet anders. Het virus trof niet iedereen gelijk en essentiële beroepen waren het grootste slachtoffer. De Belgische gezondheidszorg hield stand, maar verschuilt zich verder achter een illusie van onbeperkte universaliteit.

Ondanks de universele gezondheidszorg en een van de meest egalitaire samenlevingen (op basis van de GINI-index, een maatstaf voor economische ongelijkheid) is België niet immuun voor socioeconomische gezondheidsverschillen.

Inwoners in België met een lager inkomen hebben vaker een ongezonde levensstijl met alle gezondheidsgevolgen vandien.

Bovendien hebben mensen in België met een lager inkomen of van niet-Europese afkomst vaker een beperktere kennis van hun cardiovasculaire gezondheid en preventieve maatregelen. Een lager inkomen in België is tevens gelinkt aan lagere overlevingskansen voor kanker, inclusief voor mildere vormen van kanker.

In 2018 vond de eerste Belgian Health Examination Survey ("Belgisch Gezondheidsonderzoek 2018") plaats, hetgeen aantoonde dat socio-economische verschillen eveneens een belangrijke factor zijn in het ontwikkelen van diabetes. Echter liet het onderzoek slechts beperkt toe hoe socio-economische status de gezondheid verder beïnvloedt.

Ondanks de universele gezondheidszorg en een van de meest egalitaire samenlevingen is België niet immuun voor socio-economische gezondheidsverschillen

Een mindere gezondheid en levensverwachting bij mensen met lager inkomen kan deels verklaard worden door mindere gezondheidsvaardigheden. Een derde (33%) van de bevolking boven de leeftijd van 15 jaar in België heeft mindere gezondheidsvaardigheden.

Dit is deels een gevolg van verschillen in opleiding. Echter is het ook een gevolg van ontoereikende communicatie door behandelende artsen, andere gezondheidswerkers, en de overheid. Bovendien blijven ongedekte kosten een belangrijke hindernis voor 5,6% van de mensen in België met een lager inkomen, vergeleken met een Europees gemiddelde van 2,5%. Daar waar de gezondheidszorg voor iedereen toegankelijk is op papier, blijkt het in realiteit nog deels anders.

Hoewel het verband tussen gezondheidsvaardigheden, socio-economische en demografische verschillen, en volksgezondheid voldoende beschreven is wereldwijd, is er onvoldoende erkenning daarvan in de Belgische geneeskundecurricula van vandaag.

Ik schreef eerder in Artsenkrant over het potentieel van masterdiploma's met een focus op volksgezondheid of gezondheidsbeleid. Echter is het van fundamenteel belang dat iedere (toekomstige) arts bekend is met de basisprincipes van volksgezondheid en de socio-economische oorzaken van de hedendaagse gezondheidsverschillen.

Hoewel ik slechts recent mijn studies geneeskunde heb afgerond, kijk ik terug naar een curriculum waarin deze topics vrij beperkt ter sprake kwamen. Snel opzoekingswerk in PubMed illustreert dit duidelijk: in vergelijking met andere landen is onderzoek naar ongelijkheid in België en resulterende gezondheidsverschillen relatief beperkt.

Hoewel ik slechts recent mijn studies geneeskunde heb afgerond, kijk ik terug naar een curriculum waarin deze topics vrij beperkt ter sprake kwamen.

De oplossingen zijn duidelijk. Het Belgisch gezondheidsonderzoek vormt een belangrijke basis waarop gebouwd kan worden om een representatief beeld van de gezondheid van de Belgische bevolking te krijgen. In de toekomst is het met name van belang om toegang tot de zorg verder in kaart te brengen.

Daarenboven dient het nationale gezondheidsbeleid de meest kwetsbare bevolkingen voorop te stellen, waarbij voortaan ook Belgische inwoners met lagere socio-economische status dienen gerekend te worden. Proportionele universaliteit wordt daarbij idealiter toegepast, waarbij een universeel beleid verder wordt aangevuld met doelgerichte interventies.

Bovendien dienen universiteiten toekomstige artsen en, door middel van bijscholingsactiviteiten, huidige artsen expliciet te informeren door doelgericht socio-economische factoren te omkaderen binnen de opleiding.

Ten slotte moeten artsen en academici proactief deelnemen in het beter begrijpen van de effecten van socio-economische deprivatie en zelfreflecteren om bewuste of onbewuste vooroordelen te voorkomen bij het behandelen van patiënten.

Hoewel België het beter doet dan de meeste landen met betrekking tot toegang tot de gezondheidszorg en het beperken van socio-economische ongelijkheid, mogen we niet nonchalant worden en de basisprincipes van volksgezondheid vergeten.

Laten we iedere Belgische inwoner de mogelijkheid geven om het maximale uit hun leven te halen.

Zowat iedereen in België kan de zorg krijgen die ze nodig hebben. De pandemie heeft echter wereldwijd een nieuwe blik geworpen op gezondheidsongelijkheid, zowel tussen landen als binnen landen.In België was het niet anders. Het virus trof niet iedereen gelijk en essentiële beroepen waren het grootste slachtoffer. De Belgische gezondheidszorg hield stand, maar verschuilt zich verder achter een illusie van onbeperkte universaliteit.Ondanks de universele gezondheidszorg en een van de meest egalitaire samenlevingen (op basis van de GINI-index, een maatstaf voor economische ongelijkheid) is België niet immuun voor socioeconomische gezondheidsverschillen. Inwoners in België met een lager inkomen hebben vaker een ongezonde levensstijl met alle gezondheidsgevolgen vandien. Bovendien hebben mensen in België met een lager inkomen of van niet-Europese afkomst vaker een beperktere kennis van hun cardiovasculaire gezondheid en preventieve maatregelen. Een lager inkomen in België is tevens gelinkt aan lagere overlevingskansen voor kanker, inclusief voor mildere vormen van kanker. In 2018 vond de eerste Belgian Health Examination Survey ("Belgisch Gezondheidsonderzoek 2018") plaats, hetgeen aantoonde dat socio-economische verschillen eveneens een belangrijke factor zijn in het ontwikkelen van diabetes. Echter liet het onderzoek slechts beperkt toe hoe socio-economische status de gezondheid verder beïnvloedt.Een mindere gezondheid en levensverwachting bij mensen met lager inkomen kan deels verklaard worden door mindere gezondheidsvaardigheden. Een derde (33%) van de bevolking boven de leeftijd van 15 jaar in België heeft mindere gezondheidsvaardigheden. Dit is deels een gevolg van verschillen in opleiding. Echter is het ook een gevolg van ontoereikende communicatie door behandelende artsen, andere gezondheidswerkers, en de overheid. Bovendien blijven ongedekte kosten een belangrijke hindernis voor 5,6% van de mensen in België met een lager inkomen, vergeleken met een Europees gemiddelde van 2,5%. Daar waar de gezondheidszorg voor iedereen toegankelijk is op papier, blijkt het in realiteit nog deels anders.Hoewel het verband tussen gezondheidsvaardigheden, socio-economische en demografische verschillen, en volksgezondheid voldoende beschreven is wereldwijd, is er onvoldoende erkenning daarvan in de Belgische geneeskundecurricula van vandaag. Ik schreef eerder in Artsenkrant over het potentieel van masterdiploma's met een focus op volksgezondheid of gezondheidsbeleid. Echter is het van fundamenteel belang dat iedere (toekomstige) arts bekend is met de basisprincipes van volksgezondheid en de socio-economische oorzaken van de hedendaagse gezondheidsverschillen. Hoewel ik slechts recent mijn studies geneeskunde heb afgerond, kijk ik terug naar een curriculum waarin deze topics vrij beperkt ter sprake kwamen. Snel opzoekingswerk in PubMed illustreert dit duidelijk: in vergelijking met andere landen is onderzoek naar ongelijkheid in België en resulterende gezondheidsverschillen relatief beperkt.De oplossingen zijn duidelijk. Het Belgisch gezondheidsonderzoek vormt een belangrijke basis waarop gebouwd kan worden om een representatief beeld van de gezondheid van de Belgische bevolking te krijgen. In de toekomst is het met name van belang om toegang tot de zorg verder in kaart te brengen.Daarenboven dient het nationale gezondheidsbeleid de meest kwetsbare bevolkingen voorop te stellen, waarbij voortaan ook Belgische inwoners met lagere socio-economische status dienen gerekend te worden. Proportionele universaliteit wordt daarbij idealiter toegepast, waarbij een universeel beleid verder wordt aangevuld met doelgerichte interventies. Bovendien dienen universiteiten toekomstige artsen en, door middel van bijscholingsactiviteiten, huidige artsen expliciet te informeren door doelgericht socio-economische factoren te omkaderen binnen de opleiding. Ten slotte moeten artsen en academici proactief deelnemen in het beter begrijpen van de effecten van socio-economische deprivatie en zelfreflecteren om bewuste of onbewuste vooroordelen te voorkomen bij het behandelen van patiënten.Hoewel België het beter doet dan de meeste landen met betrekking tot toegang tot de gezondheidszorg en het beperken van socio-economische ongelijkheid, mogen we niet nonchalant worden en de basisprincipes van volksgezondheid vergeten. Laten we iedere Belgische inwoner de mogelijkheid geven om het maximale uit hun leven te halen.