...

In zijn antwoord geeft minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (Vooruit) een overzicht van de dotaties die de beroepsorganisaties die zetelen in het Verzekeringscomité per sector ontvangen sinds 2018.Een representatieve beroepsorganisatie kan een financiering ontvangen voor haar werking als het betreffende gezondheidsberoep een akkoorden- of overeenkomstencommissie heeft binnen het Riziv.Acht beroepen, vertegenwoordigd in het Verzekeringscomité, ontvangen een financiering voor de werking van hun beroepsorganisaties: artsen, apothekers, kinesitherapeuten, logopedisten, tandheelkundigen, verpleegkundigen, bandagisten-orthopedisten en vroedvrouwen.In 2023 ontvingen de beroepsorganisaties van deze acht beroepen samen 4.574.747 euro werkingsmiddelen.Berekening dotatieHoe de financiering berekend wordt, ligt vast in een koninklijk besluit (met name artikel 36 nonies van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen). De bedragen worden jaarlijks geïndexeerd volgens de index van de consumptieprijzen (op 1 maart van het betrokken jaar).Concreet bestaat de jaarlijkse financiering van een beroepsorganisatie uit een forfaitair bedrag en een variabel aanvullend bedrag. Per sector verschilt de wijze waarop het aanvullend bedrag berekend wordt. Voor bv. de beroepsorganisaties van de artsen en de tandheelkundigen wordt een bedrag voorzien per behaalde stem bij de verkiezingen.Voor de beroepsorganisaties van de apothekers (en de vroedvrouwen en de logopedisten) wordt een bedrag toegekend per lid. De beroepsorganisaties ontvangen de financiering in twee schijven: de eerste schijf (75%) voor 31 maart van het betrokken jaar, of in de maand die volgt op de publicatie van het koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad. De tweede schijf (25%) wordt betaald na controle van de jaarrekening door de Directie financiën van het Riziv. Blijkt uit de jaarrekening dat er onvoldoende kosten werden gemaakt of dat de middelen niet voor die doelen werden aangewend zoals bepaald in het koninklijk besluit, dan krijgt de beroepsorganisatie de tweede schijf niet.