...

Initiatiefneemster is dr. Birgitte Vangehuchten, anesthesist. Eerder richtte zij aan AZ Sint-Lucas de Crochetina's op, een groep artsen en verpleegkundigen die haakte en breide voor het goede doel. "Dat was heel tof, maar de inspanningen stonden niet helemaal in verhouding tot de opbrengst. 'Wat doe ik nog graag?', vroeg ik me af. Op school heb ik zelf altijd graag toneel gespeeld, en ik wist dat collega Marianne Lippens al enkele keren op de planken had gestaan. Toen ik haar voorstelde om met een aantal artsen toneel te spelen voor het goede doel, was ze meteen enthousiast."Toen al dachten ze aan God van de slachting van de Franse schrijfster Yasmina Reza, maar auteursrechtelijke redenen maakten dat aanvankelijk onmogelijk. In de plaats kwamen ze op Het diner uit, een toneelbewerking van de gelijknamige roman van de Nederlandse schrijver Herman Koch en, net als God van de slachting, een stuk waarin twee koppels met elkaar in de clinch geraken omwille van hun kinderen.Om twee mannelijke collega's te vinden om met hen mee te spelen, maakten ze elk een lijstje op. Die lijstjes vertoonden verrassend veel raakvlakken. Uiteindelijk kwamen ze uit bij dr. Koen Willems, psychiater, en dr. Harald Peeters, gastro-enteroloog. "Dit samen kunnen doen met toffe collega's is fantastisch, en ook goed voor de teamspirit in het ziekenhuis", zegt Willems. De regie was in handen van Lucas Tavernier van het Gentse productiehuis Quilombo. Dezelfde ploeg maakt nu God van de slachting, een stuk dat in België eerder werd gespeeld door o.m. NTGent in 2012. Onder de titel Carnage werd het in 2011 ook door Roman Polanski verfilmd. In God van de slachting komen twee koppels samen voor overleg over een banaal incident waarbij hun kinderen betrokken waren. Gaandeweg komen echter de ouders zelf met geslepen messen tegenover elkaar te staan. "Met een goede tekstkennis en perfecte timing hoop ik het publiek al snel mee te kunnen nemen naar die woonkamer, naar het salon, naar een tragikomische situatie", aldus dr. Harald Peeters. "Iedereen kneedt zijn personage, de tekst gaat vlotter, we geraken beter op elkaar ingespeeld en we leven toe naar de voorstellingen", zegt dr. Marianne Lippens, nuclearist. Ook al is de opzet geheel anders, het valt op dat na het grootschalige Antigone-project in het UZ Gent rond deze tijd vorig jaar, ook in AZ Sint-Lucas artsen op de planken gaan. Heeft dr. Vangehuchten daar een verklaring voor? Ze aarzelt niet: "Een operatiezaal, dat is een theater. We overlopen een checklist. En zodra de patiënt slaapt, beginnen wij eraan. Rondom staan stagiairs en assistenten die worden opgeleid. Vroeger werd er ook echt in theaterzalen geopereerd." Ook in de verhouding tussen arts en patiënt ziet dr. Vangehuchten gelijkenissen met wat er in een theaterzaal gebeurt. "Als een patiënt binnenkomt en die is over zijn toeren of gestresseerd, dan probeer ik als anesthesist die efkes te leren kennen en op zijn gemak te stellen. Met dat doel volg ik sinds een jaar ook lessen hypnose. Hoe je patiënten aanspreekt, maakt veel uit. Het is verleden tijd dat je tegen een patiënt zegt: 'Opgepast, nu gaat er een prik komen', want daardoor gaat een patiënt net schrikken. Het is heel anders als je zegt: 'Ik ga uw arm vastnemen, en we gaan samen tellen tot drie'. Dat noemen ze comfort talk. Net als in theater, wil je mensen mee hebben in 'je verhaal'."